e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omhooggaan klimmen: klummə (Maastricht), naar boven gaan: nao bove goon (Maastricht), omhooggaan: umhoeg (Maastricht), umhoeggoon (Maastricht), opgaan: opgoon (Maastricht), opstijgen: opsteige (Maastricht), stijgen: steige (Maastricht) rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)] III-1-2
omhulsel van het teellid koker: kōkǝr (Maastricht) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omkeren draaien: drɛjǝ (Maastricht), drukken: drøkǝ (Maastricht) Kadetjes of andere broodjes omdraaien tijdens de rijsperiode. De informant van L 312 merkt op dat "kappen" is een gleuf maken in de kadetjes. [N 29, 96a; monogr.] II-1
omslag omslag: omslag (Maastricht) Omslag in het algemeen. Boord of rand, doorgaans van verschillende stof of kleur, of met borduurwerk voorzien, welke aan de hals, de mouwen enz. van kledingstukken bevestigd is en bestemd is om omgeslagen of omgevouwen te worden. [N 62, 34e; MW] II-7
omslag van de broek omslag: umslaag (Maastricht) de omslag van de broek [N 59 (1973)] III-1-3
omslagdoek (alg.) neusdoek: neusdook (Maastricht), nuisdook (Maastricht), nüsdook (Maastricht), i.e. een doek welke men de kinderen omdoet, in deze vorm: [de informant heeft een afbeelding getekend].  nø͂:zdo:k? (Maastricht), sjaal: sjaal (Maastricht), ṣa:l (Maastricht), van wol  sjaal (Maastricht) Doek, die om de schouders wordt geslagen (fr. châle). [ZND 05 (1924)] || schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek onder mantel of jak feitel: WNT: feitel (van onbekenden oorsprong), voorgespelde borstdoek inzonderdheid als morsdoek voor zuigelingen.  feitel (Maastricht), kasjmieren sjaal: kachmiere sjaal (Maastricht), sjaal: sjaal (Maastricht), sjaaltje: sjaalke (Maastricht), sjerp: sjerp (Maastricht) omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek over mantel of jak omslagdoek: omslaagdook (Maastricht), sjaal: sjaal (Maastricht) omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omslagluier doek: déúk (Maastricht) luiers; het kind wordt in de luiers gedaan [ZND 01u (1924)] III-2-2
omtrek, omvang contoeren: kòntōēr (Maastricht), omtrek: umtrek (Maastricht, ... ), umtrèk (Maastricht, ... ), umtrék (Maastricht, ... ), umtərrēk (Maastricht), rond-alom: roontəlum (Maastricht) de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)] III-4-4