e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opklaren er komt een breuk door: opklaring tijdens een onweer. Lett/ Daar komt een breuk door. Brook is broek of breuk, hier het laatste, vgl. gebroke loch, uiteengedreven wolken, End. 51  dao kump e brook door (Maastricht), klaren: kläöre (Maastricht), licht worden: lich weurde (Maastricht), opklaren: opklaore (Maastricht), opklaoren (Maastricht), ət klört op (Maastricht), ⁄t kloart op (Maastricht), optrekken: optrekke (Maastricht, ... ) opklaren || opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opletten aandacht geven: andach geve (Maastricht), aondach geve (Maastricht, ... ), aandacht schenken: aondag sjinkə (Maastricht), acht geven: ach geevə (Maastricht), ach geve (Maastricht, ... ), in de gaten houden: in də gaatə hawwə (Maastricht), in de smiezen houden: in də smiezə hawwə (Maastricht), interesseren: intreseere (Maastricht), met zijn ogen open slapen: dee sjliep mèt zien ougə oopə (Maastricht), op zijn hoede zijn: op z⁄n hoedə zien (Maastricht), op zijn qui-vive zijn: op zene kievief zien (Maastricht), opletten: léttə òp (Maastricht), oplètte (Maastricht, ... ), opléttə (Maastricht) aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)] || oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
oplettend attent: attent (Maastricht, ... ), op zijn qui-vive: òp zən kĭĕvĭĕf (Maastricht), oplettend: opléttənt (Maastricht), òpléttənt (Maastricht), opmerkzaam: opmerreksaam (Maastricht), waaks: waaks (Maastricht) oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
opmaken opmaken: gɛ.lt opma.kə (Maastricht), opmake (Maastricht, ... ), oͅpmakə (Maastricht) geld opdoen (opmaken) [RND] || op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)] III-3-1
opmaken van staart en manen trekken: trękǝ (Maastricht  [(de staart uitdunnen)]  ) In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b] I-9
opnemen bepalen van het rendement: bepalen van het rendement (Maastricht), opnemen: opnømǝ (Maastricht), opnø̄mǝ (Maastricht), peilen: peilen (Maastricht) De werkzaamheden van de ambtenaar van financiën voor de bepaling van de te betalen accijnzen. Men stelt daartoe de bierdichtheid of densiteit (soortelijk gewicht) vast met behulp van een vloeistofweger, areometer, bierweger of vochtmeter. Als de weger op gewicht is geijkt, spreekt men van een densimeter, is deze geijkt op procenten suiker, dan spreekt men van saccharometer. De hoeveelheid bier in de ketel kan men peilen met een peilstok. [N 35, 60; monogr.] II-2
opnieuw beginnen opnieuw beginnen: opnuij beginne (Maastricht), optenieuw beginnen: obbenuij beginne (Maastricht) opnieuw beginnen III-1-4
opper hoop: (mv)  hø̜i̯p (Maastricht), mijt: mīt (Maastricht) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
opperhuid vel: vel (Maastricht) opperhuid [N 10 (1961)] III-1-1
oppoken oprochelen: oprǭxǝlǝ (Maastricht) Het vuur oppoken. [N 29, 8a; OB 2, 2b; monogr.] II-1