e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zaaimachine zaaimachine: zɛi̯mešin (Maastricht) Machine voor algemeen gebruik bij het zaaien in rijen. Soms komt een afzonderlijke plantnaam in de naam van het werktuig voor: bietenmachine, krotenmachine, enz. Vaak is dan door de informant uitdrukkelijk opgemerkt dat men deze machine ook voor het zaaien van andere gewassen gebruikte. Ook bij plantmachine wordt door de informant opgemerkt dat het werktuig voor het zaaien wordt gebruikt. Daarom staat hier alles bijeen. Zie afbeelding 4. [N J, 8c; JG 1a, 1d; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
zaaitijd zaaitijd: zɛi̯tit (Maastricht) De tijd waarin gezaaid werd. Daar waar de j-klank in het woord zaaien in het westen van Belgisch Limburg, waar het vocalisme van ''zaaien'' en ''zaden'' samenvalt, ontbreekt, is niet altijd uit te maken of het eerste lid ''zaai-'', dan wel ''zaad-'' is; zie het lemma ''zaaien'' (2.1). De volgorde van de ''zaai-''varianten is die zoals in het lemma ''zaaien'' (2.1) [N M, 21; Wi 18; monogr.] I-4
zaak bedrijf: bedrief (Maastricht, ... ), bədrief (Maastricht), bədrīēf (Maastricht), bədərīēf (Maastricht), ə bədrīēf (Maastricht), commerce (fr.): kommérsj (Maastricht), fabriek: fəbrik (Maastricht), zaak: zaak (Maastricht, ... ), zāāk (Maastricht) inrichting voor de uitoefening van een bepaalde tak van industrie, handel, enz. [bedrijf, zaak, gedoente, doen, gedoe, gedoendel] [N 89 (1982)] III-3-1
zaalrug zaalrug: zǭlrøk (Maastricht) Zwak ingebogen of doorgezakte rug bij een paard, dat wellicht te vroeg werd ingespannen. [N 8, 12 en 90q] I-9
zacht winterweer kwakkelweer: kwaggel weer (Maastricht), open (weer): ope weer (Maastricht), open weer (Maastricht), zacht winterweer: ə zəgventər vēͅr (Maastricht) zacht winterweer [open, wak] [N 22 (1963)] III-4-4
zachte wind, briesje een fitsje wind: e fitske wind (Maastricht), flauw windje: flaw (Maastricht), vleugje wind: vlöchske (Maastricht), wind: het woord bries is ongebruikelijk; door dit algemene woord vervangen.  wind (Maastricht), windje: ə wintsjə (Maastricht), het woord bries is ongebruikelijk; door dit algemene woord vervangen.  winsje (Maastricht), zuchtje (wind): zöchske (Maastricht), zöchskə (Maastricht, ... ) bries || nauwelijks hoorbare wind [floes] [N 81 (1980)] III-4-4
zachtharige bezem keerborstel: keerbeurstel (Maastricht, ... ) bezem, zachtharig, waarmee men binnenshuis stof bijeenveegt (veger) [N 20 (zj)] III-2-1
zadel chasse: šars (Maastricht), lade: lǭj (Maastricht) Het zadel wordt door de smid gebruikt om ijzer zuiver rond of veelhoekig af te smeden. Het bestaat doorgaans uit twee delen: het onderzadel en het bovenzadel. Het onderzadel is een klein aambeeldje waarvan de baan een half-cilindrische uitholling heeft. Het werktuig wordt met zijn pinvormig uitlopende onderzijde in het aambeeldgat geplaatst. Ook de baan van het bovenzadel is half-cilindrisch uitgehold. Aan dit werktuig is doorgaans een steel bevestigd. Bij het werken met boven- en onderzadel houdt de smid met zijn rechterhand de steel van het bovenzadel vast en met zijn linkerhand de smeedtang met het in het onderzadel rustende werkstuk. De smidsknecht slaat vervolgens met de voorhamer op de bovenzijde van het bovenzadel. Zie ook afb. 32. [N 33, 47; N 33, 51-52] II-11
zadelmaker haammaker: hǭmmę̄kǝr (Maastricht) Ambachtsman die zadels, paardetuig en ook ander leerwerk vervaardigt. [monogr.] II-10
zagen zegen: zēgǝ (Maastricht) In het algemeen werken met een zaag. Zie ook het lemma ɛzagerɛ.' [N 50, 88; N 53, 21a; monogr.] II-12