e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zich verslikken verslikken: versli.kkə (Maastricht), zich verslikken: zich verslikkə (?) (Maastricht), zĭĕch vərslikkə (Maastricht) Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)] III-2-3
zich vervelen ambeteren (< fr.): cf. fr. "s embêter  ambèttere (Maastricht), vervelen: verfele (Maastricht), verveelə (Maastricht), vərveelə (Maastricht), zich vervelen: ziech verveele (Maastricht), ziech vervele (Maastricht, ... ), ziech vərveelə (Maastricht, ... ), zieg verveelə (Maastricht), zəg vərveelə (Maastricht) de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)] || niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)] || vervelen, embêter III-1-4
zich verwonderen bewonderen: bewoondere (Maastricht), bewóndere (Maastricht), op staan te kijken: op stoon te kieke (Maastricht), opkijken: ópkiekə (Maastricht), raar kijken: raar kiekə (Maastricht), raar opkijken: raar opkiekə (Maastricht), verbaasd zijn: verbaas zien (Maastricht), verpapzakt zijn: vərpópzak zien (Maastricht), verwonderen: verwondere (Maastricht), verwoondere (Maastricht), vərwoondərə (Maastricht, ... ), zich verwonderen: ziech verwóndere (Maastricht) verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich warm aankleden aanpongelen: vgl. WNT: pongel, 3. vod, lomp, en vervolgens iets dat geen waarde heeft.  aon poonjele (Maastricht), dik aandoen: dik aondoen (Maastricht), inpakken: inpakke (Maastricht), inpakkə (Maastricht), warm aandoen: ziech werrem aondoen (Maastricht), ziech wèrrəm aondoen (Maastricht), warm kleden: werm kleie (Maastricht), werrem kleije (Maastricht), ziech werrem kleije (Maastricht) zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)] III-1-3
zich zeer slecht gedragen de beest uithangen: də bies oethaangə (Maastricht), gedragen wie een beest: ... gedrage wie ⁄n bies (Maastricht), misdragen: misdrage (Maastricht), zich beestig gedragen: ziech biestig gedrage (Maastricht), zich gedragen als een beest: ziech gedrage es un bies (Maastricht), zich heel slecht gedragen: ziech hiel slech gədrāāgə (Maastricht), zich zeer slecht gedragen: ziech zier slèch gedrage (Maastricht) een zeer slecht gedrag [gebrak, walebakkerij] [N 85 (1981)] || zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)] III-1-4
zicht zicht: zix (Maastricht) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4
ziek krank (du.): krāānk (Maastricht), krāŋk (Maastricht), ziek: Volgens de informant alleen in ze:kkop = hoofd met huidzeer.  zēk (Maastricht) ziek [ZND 08 (1925)], [ZND 39 (1942)], [ZND m] III-1-2
ziekelijk krankelijk: krenkelik (Maastricht, ... ), kwakkelig: kwakkəlig (Maastricht) Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)] III-1-2
ziekenhuis hospitaal: hospitaol (Maastricht, ... ), Opm. v.d. informant:  hospitaol (Maastricht), kalvarie: Kalvarie (Maastricht), klevarie: klevarie (Maastricht), ziekenhuis: ziekəhoes (Maastricht) Kalvarie = vroegere ziekenhuis in Maastricht. || Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)] III-1-2
ziekenlantaarn lantaarn (<fr.): lanteern (Maastricht), lantére (Maastricht), lantarie: lanteerie (Maastricht) De lantaarn die door de misdienaars gedragen wordt als Ons Heer naar een zieke wordt gebracht [lanteer]. [N 96D (1989)] III-3-3