e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoetstof voor taai-taai honing: honing (Maastricht), stroop: štruǝp (Maastricht) De diverse zoetstoffen die in het taai-taaideeg verwerkt worden. Inhoudelijk zijn het verschillende zaken. [N 29, 87b; N 29, 87; N 29, 87a; N 29, 88] II-1
zoetvijl, fijne vijl zoetvijl: zø̜t˲vęjl (Maastricht) Vijl met een fijn bekapt blad. Doorgaans heeft het blad van een zoetvijl ongeveer 60 tanden per inch (Handboek Gereedschap, pag. 238). De zoetvijl wordt gebruikt voor harde metalen en voor het afwerken en, aldus de invuller uit P 219, het polijsten of polieren van metalen. Het blad van de vijl kan verschillende vormen hebben. [N 33, 90; N 64, 53b-c] II-11
zogen, voeden (overg.) de borst geven: boors geeve (Maastricht), de boors geve (Maastricht, ... ), də boors geejvə (Maastricht), də boors geevə (Maastricht), də boors gevə (Maastricht), è keend de boors geve (Maastricht), de mem geven: de mem geve (Maastricht), mem geeve (Maastricht), laten drinken: laote dringke (Maastricht), laotə drinkə (Maastricht), noereren: noerere (Maastricht, ... ), voeden: voede (Maastricht), voojə (Maastricht), zogen: zoogə (Maastricht), zōōgə (Maastricht) borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 84 (1981)] || gezoogd worden, aan de borst zijn, gezegd van zuigelingen [lodderen, mem lebben] [N 86 (1981)] III-2-2
zolder spijker: inz. de zolder met duiventil  spieker (Maastricht), zolder: zoldər (Maastricht), Verklw. zölderke Boven op de zolder De ganse ravazje van kinder wouwe ze neet op zolder höbbe ¯t Pepèrre zolderke: onsterke vloer, zwak ijs  zolder (Maastricht) zolder [ZND 27 (1938)] III-2-1
zoldergat, opening in de koestalzolder hooigat: [hooi]gāt (Maastricht), zolderluik: zǫldǝrlȳk (Maastricht) In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c] I-6
zolderkamer mansarde: mansarde (Maastricht), Heer sleep op de mansard De taofel steit op de mansard  mansard (Maastricht), zolderkamer: zolderkamer (Maastricht), zoͅldərkāmər (Maastricht) Verdieping boven een zolder, onder de pannen, meestal gebruikt als opslagruimte (vliering, scheerzolder, bovenzolder, hanezolder) [N 79 (1979)] || zolderkamer [N 05A (1964)] III-2-1
zomen zomen: zø̜jmǝ (Maastricht) Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.] II-7
zomergraan zomerkoren: zōmǝrkōrǝ (Maastricht), zomertarwe: zōǝmǝrtɛrǝf (Maastricht), zomervruchten: zōmǝrvrø̜xtǝ (Maastricht) Het graangewas dat na de winter wordt gezaaid. I-4
zomerkapmanteltje pelerine (<fr.): pellerien (Maastricht, ... ), pelerinetje (<fr.): pelleriensje (Maastricht), pèleriensje (Maastricht) kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)] III-1-3
zomerkleren zomergoed: somergood (Maastricht), zomerkleren: zomerkleijer (Maastricht, ... ), zomerklèjer (Maastricht), zomerkléjer (Maastricht, ... ), zomerse kleren: somerse kleier (Maastricht) zomerkleren [N 23 (1964)] || Zomerkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3