32872 |
handvatten |
handvatten:
hant˲vatǝn (Q095p Maastricht)
|
Beide handvatten van de steel van de zeis te zamen genomen. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en de toelichtingen bij de lemma''s ''steel van de zeis'', ''bovenste handvat'' en ''onderste handvat''. De opgaven moeten worden gelezen als meervouden of collectiva. [N 18, 67 b en c add.; JG 2c; A 14, 5; L 45, 5]
I-3
|
19566 |
handveger, stoffer |
borstel:
beurstel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
samen met DC 15, 7b
börstəl (Q095p Maastricht),
borsteltje:
samen met DC 15, 7b
beurstelke (Q095p Maastricht),
handbezem:
handbeͅsəm (Q095p Maastricht),
handborstel:
ha:ntbo:rstəl (Q095p Maastricht),
hand beurstel (Q095p Maastricht),
handbeurstel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
hant˂bø̄rstəl (Q095p Maastricht),
hāndbeurstel (Q095p Maastricht),
ps. invuller twijfelt over het antwoord!
handbeurstel (Q095p Maastricht),
handveger:
handveger (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
haren borstel:
haorebeurstel (Q095p Maastricht),
haoren beurstel (Q095p Maastricht),
karpettenborstel:
karpette beurstel (Q095p Maastricht),
mattenborstel:
matəbø̄rstəl (Q095p Maastricht)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || handveger [ZND 02 (1923)] || het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met stugge haren [DC 15 (1947)] || het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met zachte haren [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)]
III-2-1
|
25056 |
handvol |
handvol:
haffəl (Q095p Maastricht),
hamfel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
hamfəl (Q095p Maastricht),
hampfel (Q095p Maastricht),
hampəl (Q095p Maastricht),
handvol (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
handvòl (Q095p Maastricht),
haufel (Q095p Maastricht),
hāmfəl (Q095p Maastricht),
ha‧mfəl (Q095p Maastricht),
heffel (Q095p Maastricht),
hàmfəl (Q095p Maastricht),
hàntvòl (Q095p Maastricht),
həmfel (Q095p Maastricht),
eigenlijk.
hamfel (Q095p Maastricht),
figuurlijk.
hamfel (Q095p Maastricht),
handvol (dim.):
hemfelke (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
hemfəlkə (Q095p Maastricht)
|
bepaalde hoeveelheid || de hoeveelheid die men in een hand kan nemen [haffel, handvol, grap, grop] [N 91 (1982)] || handvol [ZND m] || handvol, zoveel als een hand vult
III-4-4
|
32934 |
handvol hooi, pluk hooi |
wisje:
węskǝ (Q095p Maastricht)
|
De kleine hoeveelheid hooi die men met de handen kan oppakken. Soms wordt uitdrukkelijk onderscheid gemaakt tussen de pluk hooi die men in de hand pakt en de hoeveelheid die men in de armen kan nemen, bij voorbeeld in L 295: een "tuske" is zoveel als men in de handen kan nemen, en een "ervel" is zoveel als men in de armen kan nemen; in Q 200, 247 en 247a is dit respectievelijk een "floes" en een "wis". Soms geven diminutiva aanleiding tot klankschilderende woorden; ze staan achter in het lemma bijeen. [N 14, 116; N 14, 131 add.; monogr.]
I-3
|
29809 |
handvormsteen |
handvorm:
hant˲vø̜rǝm (Q095p Maastricht),
hānt˲vørǝm (Q095p Maastricht),
%%meervoud%%
hānt˲vø̜rǝmǝrs (Q095p Maastricht)
|
Volledig met de hand bewerkte en gevormde baksteen. Tegenwoordig verstaat men onder een handvormsteen ook een steen die op dezelfde wijze wordt gevormd als de handsteen vroeger, maar waarbij de bewerkingen volledig of gedeeltelijk machinaal gebeuren - Schuddinck, pag. 108. [N 30, 52b; N 98, 161; monogr.]
II-8
|
31750 |
handzaag |
handzeeg:
hant˲zēx (Q095p Maastricht)
|
In het algemeen een zaag die voorzien is van een handvat en een breed zaagblad. [N 53, 1c; N 33, 330; monogr.]
II-12
|
31751 |
handzaag, sint-jozefzaag |
fok(s)zwans:
fǫks˲zwans (Q095p Maastricht)
|
Handzaag, waarvan het blad vanaf het handvat geleidelijk smaller uitloopt. De handzaag wordt voor alle voorkomende zaagwerkzaamheden gebruikt. Zie ook afb. 12. [N 53, 2; N G, 23a; monogr.; N 33, 330; L 8, 101, add.; div.]
II-12
|
33147 |
handzeef |
zeef:
zif (Q095p Maastricht),
zēf (Q095p Maastricht)
|
De grove zeef waarmee het zaaigraan wordt gewonnen. Er komen twee hoofdtypen voor: de ronde handzeef van ongeveer 80 cm doorsnede met een opstaande rand van ongeveer 10 tot 15 cm. Ouder is wel de rechthoekige houten bak met een bodem van gaas (heel vroeger van fijne gevlochten wilgetenen) die aan een koord werd opgehangen aan een balk in de schuur. In Haspengouw is dit type het oorsponkelijke. In Oost-Haspengouw noemt men het de ries; ook bij het type wan in West-Haspengouw wordt uitdrukkelijk door de zegslieden vermeld dat het hier om een grote vierkante graanzeef gaat. Zie afbeelding 15. Bij het type zij, zijg daarentegen vermeldt men dat dit woord doorgaans de keukenzeef aanduidt, of de vergiet, gebruikt voor melk en soep. [N 14, 38b, 41a, 42a, 43a en 44; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 8, 118; S 45; monogr.]
I-4
|
28857 |
handzijde |
handzij(de):
hantzęj (Q095p Maastricht)
|
Getwijnde, stevige, maar stugge draad, gebruikt voor huishoudgoed. [N 59, 7c]
II-7
|
30214 |
hanebalk |
hanebalk:
hǭnǝbalǝk (Q095p Maastricht)
|
De doorgaans dubbel uitgevoerde horizontale balk die de spantbenen met elkaar verbindt. Om het doorzakken van de hanebalk te voorkomen wordt aan de bovenzijde ervan de makelaar gemonteerd. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Makelaar' en afb. 49l. [N 54, 165a; N 54, 165b; monogr.; div.]
II-9
|