29628 |
klompen |
slof:
šlǫf (Q095p Maastricht)
|
Klompen, meestal beslagen met een stuk leer of blik. De steekklompen waren speciale klompen met platte zool, die aan de onderzijde waren voorzien van een zware ijzeren plaat. Met deze klompen dreef men bij het ouderwetse kleidelven met een forse trap de steekschop in de kleilaag - Tegels Dialek, pag 119. [monogr.]
II-8
|
18245 |
klompschoen |
galoche (fr.):
worden zo genoemd in den handel ook galoche
galosje (Q095p Maastricht),
klomp:
kloompe (Q095p Maastricht),
klompenschoen:
klōmpəšün (Q095p Maastricht),
leren klomp:
leere klompe (Q095p Maastricht)
|
Hoe noemt men deze voetbekleedsels, indien het bovengedeelte op de voet niet van hout, maar van leer is gemaakt ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
20531 |
klonteren |
klonteren:
klontere (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
kloontere (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
kloontərə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
kluntere (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
klūntərə (Q095p Maastricht),
klóntere (Q095p Maastricht),
tot klonters koken:
tot klunters koke (Q095p Maastricht)
|
klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19405 |
klopper, garde |
garde:
gard (Q095p Maastricht),
klopper:
klopper (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
Keukeninstrument voor b.v. het kloppen van room of eieren bestaande uit een aantal lusvormige draden die in een handgreep samenkomen (klopper, garde) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
25030 |
klotsen van vloeistoffen |
klatsen:
kletse (Q095p Maastricht),
klotsen:
kloetsje (Q095p Maastricht),
klootse (Q095p Maastricht),
klotse (Q095p Maastricht),
klotsə (Q095p Maastricht),
klōtse (Q095p Maastricht),
klōtsə (Q095p Maastricht),
klòtse (Q095p Maastricht),
klòtsə (Q095p Maastricht),
klótse (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
klótsə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
het geluid dat vloeistoffen maken bij het golven en botsen van de golven tegen elkaar of tegen een wand [klotsen, kwatsen, palsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18120 |
kloven |
doorhouwen:
dōrhǫwǝ (Q095p Maastricht),
doorkappen:
dōrkapǝ (Q095p Maastricht),
groeven:
groowve (Q095p Maastricht),
kloven:
kleejfte (Q095p Maastricht),
klieve (Q095p Maastricht),
kloove (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
vierendelen:
(het dier wordt) gǝvidǝlt (Q095p Maastricht),
voren:
vòòre (Q095p Maastricht)
|
kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] || Nadat het dier bestorven is, wordt het in twee delen verdeeld door het in de ruggegraat door te kappen. Soms laat men de ruggegraat aan één kant zitten en kapt men de ribben aan de andere kant los. Beide delen worden vervolgens apart verwerkt. [N 28, 89; Veldeke 32, 69; monogr.]
II-1, III-1-2
|
22659 |
klucht |
klucht:
kluch (Q095p Maastricht),
kløx (Q095p Maastricht)
|
Een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19469 |
kluit |
fom:
fom (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
fomme (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
De koojketel hóng boven d¯n heerd op e fommevuur te dampen
fom (Q095p Maastricht),
fomme zijn gepropte kranten (nat geperst).
fomme (Q095p Maastricht),
soort briket, bestaande uit kolengruis en leemaarde met water vermengd
fóm (Q095p Maastricht),
kluit:
mengsel van kolengruis en leem tot bollen gerold, die eertijds in de kachel werden gestookt
kly(3)̄t (Q095p Maastricht)
|
(Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)] || bal van kolengruis en leem || bol van kolengruis en leem || bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)] || briket van kolengruis en leem || kluit, steenkoolbriket [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
21577 |
kluit (geldstuk) |
knabje:
knaepkə (Q095p Maastricht)
|
kluit (geldstuk) [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
33675 |
kluit aarde |
klot:
klǫt (Q095p Maastricht)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|