e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bedevaartvaantje bedevaartsvlagje: e bedebaarts-vlegske (Maastricht), pelgrimsvlagje: pelgrimsvlegske (Maastricht), vaandeltje: veendelke (Maastricht), vlagje: vlegske (Maastricht) Een vaantje of vlagje dat tijdens een bedevaart gedragen en daarna als gedachtenis aan die bedevaart bewaard wordt, bedevaartsvaantje, -vlagje, pelgrimsvlagje. [N 96C (1989)] III-3-3
bediend worden bediend worden: bedeend weurde (Maastricht), bedeend weure (Maastricht, ... ) Bediend worden, berecht worden, de laatste sacramenten ontvan-gen. [N 96D (1989)] III-3-3
bedienen bedienen: bedeene (Maastricht, ... ), bedene (Maastricht), bedéne (Maastricht), bədeenə (Maastricht, ... ), bədēnə (Maastricht), gerieven: gereeve (Maastricht), gereve (Maastricht, ... ), gəreevə (Maastricht, ... ), helpen: hélləpə (Maastricht) de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)] || Hoe heet: iemand van de laatste Sacramenten voorzien? [ZND 32 (1939)] || Iemand bedienen, berechten, iemand de laatste sacramenten toedienen. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
bedorven (persoon) bedorven: mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.  bedorreve (Maastricht, ... ), bədorrəvə (Maastricht), bədòrrəvə (Maastricht), verwend: mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.  verweend (Maastricht), verweent (Maastricht), verwīnt (Maastricht), vewend: mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.  vərweent (Maastricht) met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)] III-1-4
bedorven ei rotte eieren: rǫtǝ ei̯ǝr (Maastricht) [N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.] I-12
bedpan bedpan: bèdpan (Maastricht), steekpan: ¯n steekpan liene van ¯t Greun Kruus  steekpan (Maastricht) bedpan || steekbekken III-2-1
bedriegen bedonderen: bedondere (Maastricht, ... ), bədondərə (Maastricht, ... ), bedriegen: bedreege (Maastricht, ... ), bedrege (Maastricht), ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a  bədrēgə (Maastricht), bekloten: bekloete (Maastricht), bekonkelen: bekoonkelt (Maastricht), bemieteren: bemieterre (Maastricht), beseibelen: beziebele (Maastricht), ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a  bəzībələ (Maastricht), besodemieteren: besodemietere (Maastricht), besodemieteren (Maastricht), bəsoodəmietərə (Maastricht), ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a  bəsōdəmītərə (Maastricht), bezeiken: bəzeikə (Maastricht), ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a  bəzɛjkə (Maastricht), een poot uitrijten: iemand unne poet oetriete (Maastricht), foezelen: foesjələ (Maastricht), fotsen: cf. Schuermans p. 131, s.v. "fosschen". Zie "foetschen"; cf. s.v. "foetschen"= foppen, moffelen, bijzonder in het spel, fr. tricher. Vgl. RhWb. II, kol. 944 s.v.. "futscheln"2a. im Spiel betrügen  fótsje (Maastricht), kloten: iemand kloete (Maastricht), kloetə (Maastricht, ... ), konkelen: koonkele (Maastricht, ... ), konkelfoezen: kónkelfoeze (Maastricht), kullen: kölle (Maastricht, ... ), köllə (Maastricht), verneuken: verneuke (Maastricht, ... ), vərneukə (Maastricht, ... ), ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a  vərnø̄kə (Maastricht) bedotten, in de luren leggen || bedriegen [ZND 01 (1922)] || bedriegen, knoeien || bedriegen: Als hij kans ziet zal hij proberen je te - [DC 35 (1963)] || iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)] || iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)] || opzettelijk bedrog [konkelfoes, konterband] [N 85 (1981)] || verneuken, bedriegen, beetnemen III-1-4
bedrieger bedrieger: bedreeger (Maastricht), bedreger (Maastricht, ... ), bədreegər (Maastricht, ... ), ənə bədrēēgər (Maastricht), bedriegster: bedreegster (Maastricht), konkelaar: kónkeleer (Maastricht), oplichter: opliechter (Maastricht) bedrieger || bedriegster || iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)] || konkelaar, bedrieger III-1-4
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis achterhuis: axtǝrhūs (Maastricht), stallen: stalǝ (Maastricht), stɛl (Maastricht) Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.] I-6
bedroefd bedroefd: bedreuf (Maastricht, ... ), bedreuf zien (Maastricht), bədreuf (Maastricht, ... ), bədreuf zien (Maastricht), bədreujv (Maastricht), ook materiaal znd 23,33  bədrōf (Maastricht), chagrijnig: sjəgreinig (Maastricht), droevig: dreuvig (Maastricht), triestig: tristig (Maastricht), tristig zien (Maastricht), verdrietig: verdretig (Maastricht) bedroefd, treurig, droevig || droef [ZND 01 (1922)] || triest(ig), droevig, somber || verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)] III-1-4