17850 |
omhooggaan |
klimmen:
klummə (Q095p Maastricht),
naar boven gaan:
nao bove goon (Q095p Maastricht),
omhooggaan:
umhoeg (Q095p Maastricht),
umhoeggoon (Q095p Maastricht),
opgaan:
opgoon (Q095p Maastricht),
opstijgen:
opsteige (Q095p Maastricht),
stijgen:
steige (Q095p Maastricht)
|
rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33792 |
omhulsel van het teellid |
koker:
kōkǝr (Q095p Maastricht)
|
Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
25652 |
omkeren |
draaien:
drɛjǝ (Q095p Maastricht),
drukken:
drøkǝ (Q095p Maastricht)
|
Kadetjes of andere broodjes omdraaien tijdens de rijsperiode. De informant van L 312 merkt op dat "kappen" is een gleuf maken in de kadetjes. [N 29, 96a; monogr.]
II-1
|
29056 |
omslag |
omslag:
omslag (Q095p Maastricht)
|
Omslag in het algemeen. Boord of rand, doorgaans van verschillende stof of kleur, of met borduurwerk voorzien, welke aan de hals, de mouwen enz. van kledingstukken bevestigd is en bestemd is om omgeslagen of omgevouwen te worden. [N 62, 34e; MW]
II-7
|
18548 |
omslag van de broek |
omslag:
umslaag (Q095p Maastricht)
|
de omslag van de broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
neusdoek:
neusdook (Q095p Maastricht),
nuisdook (Q095p Maastricht),
nüsdook (Q095p Maastricht),
i.e. een doek welke men de kinderen omdoet, in deze vorm: [de informant heeft een afbeelding getekend].
nø͂:zdo:k? (Q095p Maastricht),
sjaal:
sjaal (Q095p Maastricht),
ṣa:l (Q095p Maastricht),
van wol
sjaal (Q095p Maastricht)
|
Doek, die om de schouders wordt geslagen (fr. châle). [ZND 05 (1924)] || schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
feitel:
WNT: feitel (van onbekenden oorsprong), voorgespelde borstdoek inzonderdheid als morsdoek voor zuigelingen.
feitel (Q095p Maastricht),
kasjmieren sjaal:
kachmiere sjaal (Q095p Maastricht),
sjaal:
sjaal (Q095p Maastricht),
sjaaltje:
sjaalke (Q095p Maastricht),
sjerp:
sjerp (Q095p Maastricht)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18715 |
omslagdoek over mantel of jak |
omslagdoek:
omslaagdook (Q095p Maastricht),
sjaal:
sjaal (Q095p Maastricht)
|
omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20142 |
omslagluier |
doek:
déúk (Q095p Maastricht)
|
luiers; het kind wordt in de luiers gedaan [ZND 01u (1924)]
III-2-2
|
25013 |
omtrek, omvang |
contoeren:
kòntōēr (Q095p Maastricht),
omtrek:
umtrek (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
umtrèk (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
umtrék (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
umtərrēk (Q095p Maastricht),
rond-alom:
roontəlum (Q095p Maastricht)
|
de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)]
III-4-4
|