e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rand van een hoed luif: luif (Maastricht, ... ), Zie ook afb. p. 244: hood mèt luif.  luif (Maastricht) [luif*]: (vooruitstekende) rand van de hoed || luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
rank rank: raank (Maastricht, ... ), Endepols  raank (Maastricht), WBD/WLD  rāānk (Maastricht), WBD/WLD (lange aa)  ràànk (Maastricht), WLD (lange áá)  ráángk (Maastricht), ranken (mv.): WLD  raanke (Maastricht), reng (mv.): reng (Maastricht), Endepols  reng (Maastricht), strang: eigen spellingsysteem  strank (Maastricht), tak: Endepols  tak (Maastricht), Endepols tak  tak (Maastricht) rank (twijg) || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)] III-4-3
ransuil orenuil: oerenuil (Maastricht), ôêrenuil (Maastricht) ransuil || uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1
ranzig gats: gats (Maastricht, ... ), gàts (Maastricht), gáts (Maastricht), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  gats (Maastricht), gatsig: gàtsich (Maastricht), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  gatseͅx (Maastricht), kwalijk ruiken: koelik ruukə (Maastricht), rans: rans (Maastricht), ranzig: ransig (Maastricht), ranzig (Maastricht) garstig [ZND 23 (1937)] || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)] III-2-3
rasp raspel: raspel (Maastricht, ... ), raspǝl (Maastricht), Mèt de raspel de neutemesjaot fien vrieve  raspel (Maastricht) In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van harde materialen, inz. metalen. Zie ook afb. 108. De grote rasp (Q 83) was van twee handvatten voorzien. Het blad van meer dan een meter lang was aan één kant grof en aan de andere kant fijn. Dit werktuig werd op heet ijzer gebruikt, bijvoorbeeld om koetsassen af te werken op de plaats waar zij geweld waren. [N 33, 85; monogr.] || rasp || rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] II-11, III-2-1
raspen raspelen: raspele (Maastricht, ... ), raspellə (Maastricht, ... ), raspələ (Maastricht, ... ), ràspələ (Maastricht, ... ) raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)] III-2-1, III-2-3
rat rat: rat (Maastricht, ... ), ratte (mv.) (Maastricht) rat [ZND m] III-4-2
ratel ratel: rātel (Maastricht) Ratel. [ZND m] III-3-2
ratel van witte donderdag ratel: de ratel (Maastricht), raatel (Maastricht), raatəl (Maastricht), ratel (Maastricht) De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)] III-3-3
ratelaar ratelaar: rātǝlēr (Maastricht  [(meervoud: rātǝlērǝ)]  ), WLD  rāātəleer (Maastricht) Kleine ratelaar (rhinanthus minor 10 tot 40 cm groot. De stengels zijn niet of weinig vertakt; de bladeren groeien kruisgewijs, zijn smal en gezaagd. De bloemen staan in korte trossen, de kroonbuis is recht en geel, de bovenlip heeft zeer kleine witte o [N 92 (1982)] || Steen zonder klank, zeer breekbaar en veelal met scheuren erin. Volgens Coopman (pag. 64) wordt de term ratelaars altijd gebruikt samen met rammelaars. [N 98, 169; monogr.; N 31, 14 add.; N 30 add.] II-8, III-4-3