e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoot schoot: sjoet (Maastricht, ... ), šut (Maastricht) Het onder de gordel of het middel ruim of in plooien afhangend deel van een kledingstuk. De schoot kan ook het onderste gedeelte van het voorpand zijn, dat door de schootnaad van het bovenste gedeelte gescheiden is; bij jacquet, geklede jas en rok (Meima I, pag. 45). [N 62, 35; N 59, 152] || Schoot: de ruimte in de bocht tussen onderlijf en dijen bij een zittend persoon (schoot, slip, slup). [N 84 (1981)] II-7, III-1-1
schootsvel schootsvel: schoetsvel (Maastricht), schootsvel (Maastricht), sjoetsvel (Maastricht), sjoetsvèl (Maastricht) schootsvel, voorschoot van leer of grove stof, gedragen door ambachtslieden [voorvel, sloop] [N 24 (1964)] || schootsvel: lederen voorschoot III-1-3
schop schop: sjöp (Maastricht), stamp: sjtampe (Maastricht), stámp (Maastricht), tramp: tramp (Maastricht, ... ) Trap: harde stoot met de voet (trap, schop, stamp). [N 84 (1981)] III-1-2
schop, afdak voor landbouwgereedschappen afdak: ǭfdāk (Maastricht), karhuis: kārhūs (Maastricht), luifel: lø̜i̯fǝl (Maastricht), schop: šop (Maastricht), šǫp (Maastricht), schot: šǫt (Maastricht) Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.] I-6
schoppen schoppen: eweg sjö:ppe (Maastricht), sjöppe (Maastricht), schotten: [Ww.]  sjotte (Maastricht), stampen: sjtampe (Maastricht), stámpe (Maastricht), trampen: trampe (Maastricht, ... ), trampə (Maastricht), tràmpe (Maastricht) Schoppen: met de uitgestoken voet krachtig treffen (schoppen, trappen, trampen, stampen). [N 84 (1981)] || stampen: hoe zegt ge als ge iets met een voetbeweging verwijdert b.v. een hond weg... [ZND 42 (1943)] || Trap: harde stoot met de voet (trap, schop, stamp). [N 84 (1981)] III-1-2
schoppen in het kaartspel schoppen: sjöppe (Maastricht, ... ), - speule, heer hat vief -; - is trouf: kaartspel eig.;  sjöppe (Maastricht) Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - I. Schoppen. [DC 52 (1977)] || Schoppen: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)] || Schoppen: kaartfiguur; de kaart. III-3-2
schoppen in het kaartspel add. schoppenspel: Aldus ook harte-, klavere-, roetespeul.  sjöppespeul (Maastricht) Schoppenspel, nl. indien een speler zoveel schoppen heeft, dat hij schoppen moet roemen en troef maken. III-3-2
schors bast: bas (Maastricht), schil: šęl (Maastricht) De ruwe buitenkant van de stam en takken van een boom. In sommige dialecten bestaat er een verschil in benaming tussen de schors van naaldbomen en die van andere bomen. Het betreft de plaatsen Lommel (K 278), Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Hechtel L 352), Peer (L 355), Neerglabbeek (L 367), Houthalen (L 414), Hasselt (Q 2) en Martenslinde (Q 89). De schors van de naaldboom wordt daar met een locale uitspraakvariant van het woordtype schil aangeduid, de schors van andere bomen met die van schors. In Lanklaar (L 422) wordt het woord schaal (šal) alleen voor de schors van dennenbomen gebruikt [N 50, 8a-b; N 75, 83d; A 45, 32; L 34, 54a-b; monogr.] II-12
schors (alg.) bast: bas (Maastricht, ... ), Bas is het M.(aastrichts) voor het Ned. Schors  bas (Maastricht), eigen spellingsysteem  bas (Maastricht), Endepols  bas (Maastricht), WLD  bas (Maastricht), bás (Maastricht), schil: WLD  sjelle (Maastricht), schors: sjors (Maastricht, ... ), Endepols  de sjorsch (Maastricht), sjors (Maastricht, ... ), WBD/WLD  sjors (Maastricht), sjòrs (Maastricht, ... ), WLD  sjors (Maastricht), sjòrs (Maastricht) De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)] III-4-3
schors van naaldbomen schil: Endepols  sjel (Maastricht), schors: WBD/WLD  sjòrs (Maastricht, ... ) De schors van naaldbomen (schel). [N 82 (1981)] III-4-3