24277 |
wilde eend |
eend:
ēnd (Q095p Maastricht),
piele:
roepnaam
piele (Q095p Maastricht),
wilde eend:
wèl eend (Q095p Maastricht)
|
eend [ZND 01 (1922)] || eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17576 |
wilde hoofdharen |
ragebol:
ragebol (Q095p Maastricht),
rozenkop:
roezekop (Q095p Maastricht),
wilde haren:
wèl haore (Q095p Maastricht)
|
hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34026 |
wilde koe |
wilde koe:
welj [koe] (Q095p Maastricht)
|
Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.]
I-11
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
heggenroos:
hègkeroes (Q095p Maastricht),
hondsroos:
hoondsroes (Q095p Maastricht),
WLD
hóntsroes (Q095p Maastricht),
wild roosje:
wèl ruuske (Q095p Maastricht),
wilde roos:
Spelling: "fonetisch", alles omgespeld
wɛl rus (Q095p Maastricht),
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
weͅl ru:s (Q095p Maastricht)
|
egelantier [ZND 01 (1922)] || hageroos || Hondsroos (rosa canina). Tot 3 m hoge struik; de takken zijn overhangend, met grote, gekromde stekels; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig; de blaadjes zijn kaal en langwerpig, tevens gezaagd; de bloemen groeien afzonderlijk of enkele bijeen, ze zijn lang ge [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24873 |
wilde tijm |
tijm:
tijm (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
Endepols
thym (Q095p Maastricht),
tijm (Q095p Maastricht),
tym (Q095p Maastricht),
WBD/WLD
tijm (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
WLD
teijm (Q095p Maastricht)
|
Tijm; de blaadjes zijn langwerpig rond en naar achteren omgekruld; wordt in de linnenkast gelegd; ook gebruikt als specerij bij kool, salade en komkommer of in soep gekookt en als geneesmiddel tegen hoest (tamoe, tamus, tijmos, tijmis). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24679 |
wilde wingerd |
rode klimop:
-
roeje klimop (Q095p Maastricht),
wiegerd:
wingerd
wi:gərd (Q095p Maastricht),
wiegerd (Q095p Maastricht)
|
wilde wingerd [DC 68 (1993)]
III-4-3
|
34194 |
wilde zucht |
fleer:
flēęr (Q095p Maastricht),
vervleug:
vǝrvlø̄x (Q095p Maastricht),
zucht:
zø̜x (Q095p Maastricht)
|
Een zeer sterke zwelling van de uier en omgeving in de laatste tijd van de dracht. Deze wordt veroorzaakt door abnormaal grote hoeveelheden vocht in het onderhuidse bindweefsel van de uier, maar ook van de schaamstreek en soms van de buikstreek tot aan de voorbenen. Zie ook het lemma ''wilde zuch'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 3; A 48A, 7]
I-11
|
32859 |
wilde zuring |
surelle (fr.):
sǝ`ręl (Q095p Maastricht)
|
Wilde zuring of veldzuring, een algemeen voorkomende plant met rood uitziende stelen en een losse aarachtige bloemtop die in de weiden en langs de sloten groeit: Rumex acetosa (tot 50 cm hoog) of Rumex acetosella (25 cm hoog). Botanici onderscheiden vele variëteiten, die ongetwijfeld tussen de onderstaande namen zijn terug te vinden. Naamsverwarring met de klaverzuring (Oxalis acetosella), die van een andere familie is dan de veldzuring, slechts 10 cm hoog en met drietallige blaadjes gelijkend op de gewone klaver, is zeker niet uit te sluiten. De meest voorkomende volksnamen voor deze plant bevatten het element klaver-; daarom zijn deze apart geplaatst (groep B). Onder C staan nog enkele volksnamen die doorgaans andere planten aanduiden, zoals hazebrood (voor Luzula, veldbies), hondsribbe (voor Plantago lanceolata, smalle weegbree) en suikerij (voor Taraxacum, paardebloem); zie ook de toelichting bij het lemma ''oude grassoorten''. Wel moet onderscheid gemaakt worden tussen de hier behandelde wilde zuring die als onkruid wordt beschouwd en die de koeien niet eten (en dus moet worden bestreden) en de tamme zuring die als groente wordt gekweekt. De Limburgse volksnamen voor deze laatste plant komen ter sprake in de afleveringen over het Boerenhuis bij de moestuin. Zie afbeelding 1.' [N 14, 84a; JG 1b, 2c; L 34, 57; monogr.]
I-3
|
24557 |
wilg (alg.) |
vitsenboom:
witsjeboum (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
(bijna geheel verouderd)
witsebuim (Q095p Maastricht),
(m.).
witseboum (Q095p Maastricht),
wijde:
weije (Q095p Maastricht),
wijdenboom:
weijeboum (Q095p Maastricht),
weijebuim (Q095p Maastricht),
(m.).
weijeboum (Q095p Maastricht),
wijer:
weijer (Q095p Maastricht),
wilg:
willeg (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
willege (Q095p Maastricht),
willig (Q095p Maastricht),
(m.).
willeg (Q095p Maastricht),
-
wèelig (Q095p Maastricht),
wilgenboom:
wilsjeboum (Q095p Maastricht),
wilgenklompen:
-
willegen klompen (Q095p Maastricht),
wilgje:
willegske (Q095p Maastricht)
|
wilg [N 38 (1971)] || wilg (een boomsoort) || wilg (Salix) [DC 28 (1956)]
III-4-3
|
24510 |
wilgenkatje |
bloei:
Endepols
bleuje (Q095p Maastricht),
kat:
kat (Q095p Maastricht),
katje:
ketsjə (Q095p Maastricht),
ketsjəs (Q095p Maastricht),
#NAME?
ketsjes (Q095p Maastricht),
-
ketsjes (Q095p Maastricht),
eigen spellingsysteem
kätsjes (Q095p Maastricht),
Endepols
ketje (Q095p Maastricht),
WBD/WLD
ketsjə (Q095p Maastricht),
kètsjə (Q095p Maastricht),
kètsjəs (Q095p Maastricht),
kétsjəs (Q095p Maastricht),
WLD
ketsjes (Q095p Maastricht),
kètsjə (Q095p Maastricht),
kètsjəs (Q095p Maastricht)
|
De aarachtige bloeiwijze van sommige bomen, katje (kat, katje, poeske, prop, stop, knop). [N 82 (1981)] || wilg, bloeiwijze van [DC 68 (1993)]
III-4-3
|