e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zure haring haring: hiering (Maastricht), opgerold is het rolmops  hiering (Maastricht), haring in het zuur: hiering in ut zoer (Maastricht), ingemaakte haring: is gein rolmops  ingemaakden hiering (Maastricht), opgerolde hollander: opgerolde hollender (Maastricht), rolmops: rolmops (Maastricht, ... ), ròlmòps (Maastricht, ... ), zure haring: zoere hiering (Maastricht), zōērən hīēring (Maastricht), zŏĕrə hĭĕring (Maastricht) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping zooi: heer heet de zoej (Maastricht), t zoei höbbe (Maastricht), zoei (Maastricht), zoej (Maastricht), zooj (Maastricht), zuur: ut zoer höbbe (Maastricht), zoer (Maastricht) Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuring (alg.) surelle (fr.): serel (Maastricht) zuring III-4-3
zuring, groente surelle: serel (Maastricht), zuurmoes: zoermoos (Maastricht) Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)] I-7
zuster ma soeur (fr.): dus geen kloosterzuster wordt hier bedoeld!  maseur (Maastricht), non: non (Maastricht), zuster: zuster (Maastricht, ... ), zustər (Maastricht, ... ), zøster (Maastricht), zøstər (Maastricht, ... ), zø̄stər (Maastricht), zøͅstər (Maastricht), er wordt alleen gesproken over de kinder  zøstər (Maastricht), neen, men zegt de kinder  zøstər (Maastricht), zustertje: zusterke (Maastricht, ... ) Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] || Zuster. [ZND 11 (1925)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2, III-3-3
zusters penitenten grijze zustertjes: grijs zusterkes (Maastricht), soeurs-filles de la sagesse (fr.): soeurs fille de la sagesse (Maastricht), zusters van de vliegende liefde: zusters van de vliegende leefde (Maastricht), zusters van het arme kindje jezus: zusters van het arme kiendje jezus (Maastricht) De Zusters Penitenten [graw begiêne]. [N 96D (1989)] III-3-3
zuur oprispen de zooi hebben: heer heet de zoej (Maastricht), t zoei höbbe (Maastricht), het zuur hebben: ut zoer höbbe (Maastricht) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuurbes berberis: Endepols  berberis (Maastricht), kroezel: Endepols  krousel (Maastricht), kweedoorn: Endepols  kweydoren (Maastricht) Zuurbes: gedoornde struik, 1-2 m hoog; geelgrauwe takken, heeft gele kogelvormige bloemen in tot 4 cm lange trossen; scharlakenrode bessen, langwerpig en 8-13 mm lang die ook s winters nog aan de struik staan (berberissen, barbarinneke, versilts, kweedoo [N 82 (1981)] III-4-3
zuurdeeg desem: dęjsǝm (Maastricht), dɛj.sǝm (Maastricht), zuurdeeg: zurdęjx (Maastricht), zuurdeegsem: zurdęjxsǝm (Maastricht), zuurdesem: zurdęjsǝm (Maastricht), zūrdē̜jsǝm (Maastricht) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdeeg maken aanzet maken: ǭnzęt mākǝa (Maastricht), aanzetten: ǭǝnzętǝ (Maastricht), desemen: dęjsǝmǝ (Maastricht), zetsel aanzetten: zętsǝl ǭnzętǝ (Maastricht) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1