20518 |
zure haring |
haring:
hiering (Q095p Maastricht),
opgerold is het rolmops
hiering (Q095p Maastricht),
haring in het zuur:
hiering in ut zoer (Q095p Maastricht),
ingemaakte haring:
is gein rolmops
ingemaakden hiering (Q095p Maastricht),
opgerolde hollander:
opgerolde hollender (Q095p Maastricht),
rolmops:
rolmops (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
ròlmòps (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
zure haring:
zoere hiering (Q095p Maastricht),
zōērən hīēring (Q095p Maastricht),
zŏĕrə hĭĕring (Q095p Maastricht)
|
rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18032 |
zure oprisping |
zooi:
heer heet de zoej (Q095p Maastricht),
t zoei höbbe (Q095p Maastricht),
zoei (Q095p Maastricht),
zoej (Q095p Maastricht),
zooj (Q095p Maastricht),
zuur:
ut zoer höbbe (Q095p Maastricht),
zoer (Q095p Maastricht)
|
Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
24882 |
zuring (alg.) |
surelle (fr.):
serel (Q095p Maastricht)
|
zuring
III-4-3
|
33618 |
zuring, groente |
surelle:
serel (Q095p Maastricht),
zuurmoes:
zoermoos (Q095p Maastricht)
|
Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)]
I-7
|
20336 |
zuster |
ma soeur (fr.):
dus geen kloosterzuster wordt hier bedoeld!
maseur (Q095p Maastricht),
non:
non (Q095p Maastricht),
zuster:
zuster (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
zustər (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
zøster (Q095p Maastricht),
zøstər (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
zø̄stər (Q095p Maastricht),
zøͅstər (Q095p Maastricht),
er wordt alleen gesproken over de kinder
zøstər (Q095p Maastricht),
neen, men zegt de kinder
zøstər (Q095p Maastricht),
zustertje:
zusterke (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] || Zuster. [ZND 11 (1925)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2, III-3-3
|
24101 |
zusters penitenten |
grijze zustertjes:
grijs zusterkes (Q095p Maastricht),
soeurs-filles de la sagesse (fr.):
soeurs fille de la sagesse (Q095p Maastricht),
zusters van de vliegende liefde:
zusters van de vliegende leefde (Q095p Maastricht),
zusters van het arme kindje jezus:
zusters van het arme kiendje jezus (Q095p Maastricht)
|
De Zusters Penitenten [graw begiêne]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18033 |
zuur oprispen |
de zooi hebben:
heer heet de zoej (Q095p Maastricht),
t zoei höbbe (Q095p Maastricht),
het zuur hebben:
ut zoer höbbe (Q095p Maastricht)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24730 |
zuurbes |
berberis:
Endepols
berberis (Q095p Maastricht),
kroezel:
Endepols
krousel (Q095p Maastricht),
kweedoorn:
Endepols
kweydoren (Q095p Maastricht)
|
Zuurbes: gedoornde struik, 1-2 m hoog; geelgrauwe takken, heeft gele kogelvormige bloemen in tot 4 cm lange trossen; scharlakenrode bessen, langwerpig en 8-13 mm lang die ook s winters nog aan de struik staan (berberissen, barbarinneke, versilts, kweedoo [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20626 |
zuurdeeg |
desem:
dęjsǝm (Q095p Maastricht),
dɛj.sǝm (Q095p Maastricht),
zuurdeeg:
zurdęjx (Q095p Maastricht),
zuurdeegsem:
zurdęjxsǝm (Q095p Maastricht),
zuurdesem:
zurdęjsǝm (Q095p Maastricht),
zūrdē̜jsǝm (Q095p Maastricht)
|
Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.]
II-1
|
25555 |
zuurdeeg maken |
aanzet maken:
ǭnzęt mākǝa (Q095p Maastricht),
aanzetten:
ǭǝnzętǝ (Q095p Maastricht),
desemen:
dęjsǝmǝ (Q095p Maastricht),
zetsel aanzetten:
zętsǝl ǭnzętǝ (Q095p Maastricht)
|
Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.]
II-1
|