18310 |
bovenstuk van een jurk |
basquine (fr.):
baskien (Q095p Maastricht),
bovenlijf:
bovenlief (Q095p Maastricht),
lijfje:
lijfke (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21147 |
bovenstuk van een rijtuig |
imperiaal (<fr.):
Van Dale: imperiaal (<Fr.), II. zn., 1. zitgelegenheid boven op een auto- of omnibus, diligence enz.; - bak met lage rand, of een nekele rand of rekwerk op de kap van rijtuigen en motorvoertuigen, om daar koffers enz. te kunnen bergen.
imperiaal (Q095p Maastricht),
imperial (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
het bovenstuk van een rijtuig [imperiaal] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19630 |
bovenverdieping |
bovenetage:
boovəeetaasj (Q095p Maastricht),
bovenste etage:
boveste etaasj (Q095p Maastricht),
bovenste verdieping:
bovenste verdéping (Q095p Maastricht),
bovenverdieping:
bovenverdieping (Q095p Maastricht),
kwartier:
kərtēr (Q095p Maastricht),
statie:
stāsi (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
verdieping:
verdeeping (Q095p Maastricht),
vərdēpeͅŋ (Q095p Maastricht),
zolder:
zolder (Q095p Maastricht)
|
bovenverdieping [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt u de bovenverdieping van een huis? (bovenverdieping, bovenste verdieping) [N 104 (2000)] || kwartier, bovenverdieping [ZND m]
III-2-1
|
28936 |
bovenwijdte |
bovenwijdte:
bovǝwęjdǝ (Q095p Maastricht)
|
De omtrek boven van mannen en vrouwen. Bij mannen wordt de bovenwijdte gemeten horizontaal onder de armen, terwijl men bij vrouwen de omtrek van achter meet, horizontaal onder de armen en boven of over de buste. Zie afb. 26. [N 59, 44b]
II-7
|
20140 |
box |
box:
boks (Q095p Maastricht),
bóks (Q095p Maastricht),
nellie löp al in de box
boks (Q095p Maastricht),
nellie löp al in de boks
boks (Q095p Maastricht),
nellie löp alin de books
books (Q095p Maastricht),
looprek:
laoprek (Q095p Maastricht),
laoprēk (Q095p Maastricht),
lōūprék (Q095p Maastricht)
|
box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)] || toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19406 |
braadpan |
braadketel:
braojketel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
braadpan
broojketel (Q095p Maastricht),
braadpan:
braodpan (Q095p Maastricht),
broojpan (Q095p Maastricht),
bròòjpan (Q095p Maastricht),
ijzeren ketel:
arch:
iezere keetel (Q095p Maastricht),
kasserol:
Ronde stoofpan, braadpan, met rechtopgaande wand Potte en panne, kasserolle en ketele, alles rolde doorein
kasserol (Q095p Maastricht),
vleespan:
vleispan (Q095p Maastricht)
|
braadpan || kastrol || Pan met dikke wand die geschikt is om er vlees in te braden (pan, vleespan, braadpan, pot) [N 79 (1979)] || pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20807 |
braadworst |
braadworst:
brao.dweujrs (Q095p Maastricht),
braodweurs (Q095p Maastricht),
braodwörs (Q095p Maastricht),
brø͂ͅtwø̄rs (Q095p Maastricht),
Kuul mèt braodweurs Dee hèlt vaan e kort gebed en ¯n lang braodweurs: is niet erg vroom
braodweurs (Q095p Maastricht),
om te bakken
braotwörs (Q095p Maastricht)
|
braadworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18953 |
braaf |
behoorlijk:
behuurlik (Q095p Maastricht),
braaf:
braaf (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
braaf keend (Q095p Maastricht),
braf (Q095p Maastricht),
brāāf (Q095p Maastricht),
brāf (Q095p Maastricht),
brááf (Q095p Maastricht),
et keei̯nd is braaf (Q095p Maastricht),
et keend is braaf (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
et kind is braaf (Q095p Maastricht),
het keend is braaf (Q095p Maastricht),
u:t kee.nd i:s braa.f (Q095p Maastricht),
⁄t keend is braaf (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
ook bet. zoet van kinderen
brāf (Q095p Maastricht),
eerlijk:
ierlik (Q095p Maastricht),
goed:
goot zīēn (Q095p Maastricht),
lief:
leef (Q095p Maastricht),
un keend is leejf (Q095p Maastricht),
zie bijlage: wie leef is tat keent.
⁄t keend is leef (Q095p Maastricht)
|
braaf [DC 02 (1932)], [ZND 01 (1922)] || braaf (wijs) [ZND 04 (1924)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] || braaf, rechtschapen, deugzaam, oppassend || met een goed karakter, alles doend zoals het hoort [braaf, gief] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25649 |
braak |
braak:
brāk (Q095p Maastricht)
|
Werktuig voor het braken van taai-taai- en peperkoekdeeg. Volgens de informant van L 265 wordt er een gat in de werkbank gemaakt waarin een vierkant ijzer dat rond uitloopt, wordt vastgeschroefd. Via een hefboombeweging wordt dan het deeg gekneed. De informant van K 359 spreekt van een "houten blok waarop een ijzeren lat, ± 1m lang, scharnierde". Zie afb. 24. [N 29, 89b; N 29, 89a; monogr.]
II-1
|
33653 |
braakland |
braak:
brǭk (Q095p Maastricht),
braakland:
braklānt (Q095p Maastricht),
dries:
drēs (Q095p Maastricht)
|
Stuk land of akker dat men één of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.]
I-8
|