20705 |
rond wittebrood |
wit brood:
wit brood (Q180p Mal)
|
rond brood, gebakken van bloem [N 29 (1967)]
III-2-3
|
26422 |
rondsel van de watermolen |
ritsel:
rø̜tsǝl (Q180p Mal)
|
Het spijlen- of stavenrad aan de onderzijde van het staakijzer. Al naar gelang het aantal steenkoppels kan zowel het aswiel als het kroonrad in het rondsel grijpen. Uit de opgaven is niet altijd af te leiden of met de term rondsel een spijlenrad bedoeld wordt. In een groot aantal molens was het rondsel vaak vervangen door een klein ijzeren kamrad met ijzeren tanden. De benaming rondsel bleef dan behouden. Zie ook het lemma ɛrondsel van de windmolenɛ.' [Vds 81; Jan 102; Coe 82; Grof 102; A 42A, 13; N O, 14a; N D, 25; monogr.]
II-3
|
34029 |
roodbonte koe van het donkerrode type |
rode:
roi̯ (Q180p Mal)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a]
I-11
|
33714 |
rooien |
kappen:
kapǝ (Q180p Mal),
ontwortelen:
ontwǫtǝlǝ (Q180p Mal)
|
Een stuk grond ontdoen van bomen, boomstronken, wortels en struikgewas. Een object als struiken, stronken, bomen, puisten is niet gedocumenteerd. [N 27, 6; N 27, 8b; R 3, 1; monogr.]
I-8
|
20676 |
room |
room:
rǫm (Q180p Mal),
rǫu̯m (Q180p Mal),
zaan:
zuōi̯n (Q180p Mal),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 14 vraag 22a = zoet en 22b = zuur
zwoi̯n (Q180p Mal)
|
Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] || room van de melk (het vette deel) [ZND 06 (1924)]
I-11, III-2-3
|
19588 |
roompot |
kroeg:
krux (Q180p Mal)
|
Stenen pot waarin men de room bewaart. [N 12, 59; A 7, 15; JG 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
33376 |
rooster in de mestgoot |
rooster:
røstǝr (Q180p Mal)
|
Soms ligt onder in de mestgoot een rooster, een plank of plaat met gaten, die de mest tegenhoudt en alleen de gier moet doorlaten. Onder dit rooster bevindt zich een goot die met de gierput in verbinding staat. Zie ook afbeelding 10.A.e bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 42b]
I-6
|
20425 |
rouwpoffer/rouwmuts |
rouwmuts:
rouwmoets (Q180p Mal)
|
muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
20447 |
rouwsluier aan een hoed |
voile:
voil (Q180p Mal)
|
rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)]
III-2-2
|