e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mal

Overzicht

Gevonden: 1732
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wimper pimpel: pimpele (Mal) lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)] III-1-1
winde winde: win (Mal) Winde waarmee in geval van een getand sluisijzer de sluisdeur op- of afgedraaid kan worden. Zie ook afb. 68 en 69 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 45; Jan 42; Coe 28; Grof 63] II-3
windhoos houwvrouw: howvrow (Mal) klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)] III-4-4
winkelhaak winkelhaak: weŋkǝlhǭk (Mal) Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] II-9
winterkleren wintergoed: wintergoed (Mal) winterkleren [N 23 (1964)] III-1-3
winterkoninkje winterkoninkje: weenterkeuneengske (Mal) winterkoninkje [ZND 34 (1940)] III-4-1
winterwortelen poten: pōtǝ (Mal), voerkroten: vȳrkrōtǝ (Mal) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wisselen van tanden wisselen: wesǝlǝ (Mal) [N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22] I-11
wisselvallig weer t weer staat te luimen]: dom wɛ.r (Mal) niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] III-4-4
wit halsboordje band: bant (Mal), colletje (<fr.): colleke (Mal) wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)] III-1-3