25528 |
bloem van zeer harde, droge tarwekorrels |
tarwebloem:
tɛrfblum (Q180p Mal)
|
Over het algemeen kan men zeggen dat harde tarwe buitenlandse tarwe is en inlandse tarwe zachte (Schoep blz. 7). [N 29, 15a]
II-1
|
25538 |
bloemkist |
bak:
bak (Q180p Mal)
|
De kist of bak waarin de bloem bewaard wordt. [N 29, 17]
II-1
|
24649 |
bloemknop |
bot:
bot (Q180p Mal, ...
Q180p Mal)
|
bot, knop [ZND 34 (1940)] || knop [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
21107 |
bloemkool |
bloemkool:
bloemkøl (Q180p Mal),
blumkø.l (Q180p Mal),
blumkøl (Q180p Mal)
|
bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
26413 |
blok |
blok:
blǫk (Q180p Mal, ...
Q180p Mal)
|
Het stalen, in P 188 betonnen, blok waarin de pot of pan bevestigd is die in watermolens het lager vormt van de taats van het staakijzer. [Vds 106; Coe 126; Grof 149] || Vierkant houten of stenen blok. In het midden ervan bevindt zich een holle stenen of metalen kom waar het uiteinde van de molenboom in rust en ronddraait. Zie ook afb. 75. Vanderspickken maakt een onderscheid tussen het blok buiten naast het molenrad (Vds 75) en het blok binnen in het molenhuis (Vds 88). Gezien het feit dat beide blokken dezelfde functie hebben, zijn de termen uit de twee artikelen in dit lemma bijeengeplaatst. [Vds 88]
II-3
|
30027 |
blusbak |
blusbak:
bløs˱bak (Q180p Mal)
|
De houten of ijzeren bak waarin de kalk geblust wordt. De bak is doorgaans voorzien van een opening met schuif en rooster waarlangs men het kalk-watermengsel uit de bak kan laten stromen. Het rooster was volgens de invuller uit L 321 voor het opvangen van de rommel, het schuifje diende om de bak af te sluiten. De blusbak had in deze plaats de volgende afmetingen: 2,5 m lang, 1,75 m breed en 1 á 1,25 m hoog. [N 30, 32a; monogr.]
II-9
|
21510 |
blussen |
blussen:
bləsse (Q180p Mal)
|
blussen [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
17882 |
blutsen |
blutsen:
bleutsen (Q180p Mal),
blətse (Q180p Mal)
|
De appels niet blutsen. [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
18143 |
bochel |
kroef:
kroef (Q180p Mal, ...
Q180p Mal)
|
Hij heeft een bochel. [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
26341 |
bodem, bedding |
bed:
bęt (Q180p Mal)
|
De bodem, de bedding van de beek. [Jan 25; Coe 17; Grof 29]
II-3
|