e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
treiteren kreiten: krētə (Martenslinde), pijnigen: iemed peinige (Martenslinde), plagen: iemed plwogen (Martenslinde), treiteren: iemed treiteren (Martenslinde) Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)] || kwellen [ZND 01 (1922)] III-1-4
trek, eetlust appetijt: apperteet (Martenslinde), goesting: goesting (Martenslinde) hij heeft geen eetlust meer [ZND 34 (1940)] III-2-3
trekhaken, -ogen stroppen: strepǝ (Martenslinde) IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12] I-10
trekharmonica monica: monəka (Martenslinde), mōnəka (Martenslinde), hoge o  mōnɛka (Martenslinde) Harmonica. [ZND 01 (1922)] || Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)] III-3-2
trekken trekken: trekkə (Martenslinde) wij trekken [ZND 08 (1925)] III-1-2
treuzelaar treuzelaar: wonəndrēzelar (Martenslinde) Wat een treuzelaar! [ZND 08 (1925)] III-1-4
treuzelen treuzelen: drēzələ (Martenslinde), həzituotədrēzələ (Martenslinde) Hij zit daar te sammelen (dralen, langzaam en aarzelend praten of handelen). [ZND 06 (1924)] || Hij zit daar te treuzelen (talmen, zeer langzaam handelen). [ZND 08 (1925)] III-1-4
troef troef: trōēf (Martenslinde) Troef: Harten is troef. [ZND 08 (1925)] III-3-2
trommelzucht opgelopen (volt. deelw.): ǫpgǝlōpǝn (Martenslinde), ǫpxǝlōpǝ (Martenslinde) Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11
trots groots: grøͅts (Martenslinde), ô kort  grôts (Martenslinde) groots [ZND 24 (1937)] III-1-4