e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

Gevonden: 1904
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boomwagen veer: vē̜r (Martenslinde) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13
boon, algemeen bonen: bōnǝ (Martenslinde), boon: bōn (Martenslinde) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
boot(je) boot(je): o zeer hoog uitgesproken  bōtšə (Martenslinde) een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)] III-3-1
bord telloor: təlēr (Martenslinde) bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] III-2-1
borg borg: barx (Martenslinde) borg [ZND 01 (1922)] III-3-1
borrel bak: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  bak (Martenslinde) druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] III-2-3
borrelen (van water) brobbelen: brubələ (Martenslinde) bobbelen [ZND 01 (1922)] III-4-4
borst borst: bǫs (Martenslinde) Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9
borstel borstel: boͅsəl (Martenslinde) borstel [ZND 01 (1922)] III-2-1
borstkas borst: bos (Martenslinde) borst [ZND 01 (1922)] III-1-1