e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gruwelijk grellig: grellig (Mechelen) gruwelijk [SGV (1914)] III-1-4
guit snaak: sjnaak (Mechelen) guit [SGV (1914)] III-1-4
gulden gulden: enne gulde (Mechelen), gulde (Mechelen), gulden (Mechelen), unne gulde (Mechelen) gulden [SGV (1914)] || gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)] III-3-1
gulp van een broek gulp: göllup (Mechelen), gölp (Mechelen) gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)] III-1-3
gunnen gunnen: gunne (Mechelen), toeslaan: is toegeschlage (Mechelen), tôêgesjlaage (Mechelen) gunnen [SGV (1914)] || ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)] III-1-4, III-3-1
guste koe leeg rind: lęi̯x reŋk (Mechelen) Jong rund dat maar niet voor de eerste keer drachtig te krijgen is. [N 3A, 24] I-11
gutsbeitel gots: gutš (Mechelen), guts: gøtš (Mechelen) Een beitel met een blad dat in dwarsdoorsnede een meer of minder gebogen vorm heeft. De snede bevindt zich aan de holle of aan de bolle zijde van het beitelblad. De gutsbeitel wordt gebruikt voor het steken van ronde vormen en, volgens de respondent uit Rothem (Q 99*), voor het groter maken van reeds geboorde gaten. Zie ook afb. 69 en de lemmata ɛfermetgutsɛ en ɛsteekgutsɛ.' [N 47, 11a; N 53, 39a-c; A 32, 2; monogr.] II-12
guur, kil en schraal weer zuur (weer): zōēr waer (Mechelen), zōēr wéér (Mechelen) huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)] III-4-4
haag haag: hāx (Mechelen) Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.] I-8
haagappel doornbotte: dowenbotte (Mechelen), haagappel: haagappel (Mechelen), haageppel (Mechelen) haagappel [SGV (1914)] || kleine rode besjes aan de meidoorn [snottebelle] [N 38 (1971)] III-4-3