19489 |
valgordijn, rolgordijn |
rol:
rol (Q204a Mechelen)
|
valgordijn [SGV (1914)]
III-2-1
|
17822 |
vallen |
vallen:
valle (Q204a Mechelen)
|
vallen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19051 |
vals |
vals:
valsj (Q204a Mechelen)
|
valsch [SGV (1914)]
III-1-4
|
34497 |
van de leg afraken |
uitscheiden:
ūtšęi̯ǝ (Q204a Mechelen)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
33221 |
van uitlopers ontdoen |
(scheuten) afdoen:
āfdūǝ (Q204a Mechelen),
(scheuten) plukken:
plø̜kǝ (Q204a Mechelen)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|
34489 |
van veren wisselen |
muiten:
mūtǝ (Q204a Mechelen)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
31872 |
vandiktebank |
vandiktebank:
vandik˱dǝbāŋk (Q204a Mechelen)
|
Schaafmachine waarmee hout aan twee kanten tegelijk van dikte geschaafd kan worden. Zie ook het volgende lemma en afb. 54. [N 53, 85c; monogr.]
II-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vangə (Q204a Mechelen)
|
vangen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
34088 |
vangplooi |
vlim:
vlem (Q204a Mechelen)
|
Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115]
I-11
|
34297 |
varken |
varken:
vɛrkǝ (Q204a Mechelen),
vɛrǝkǝ (Q204a Mechelen)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|