25021 |
donker, duisterx |
duister:
duuster (Q204a Mechelen)
|
donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)]
III-4-4
|
34042 |
donkerbruine koe |
vale koe:
vāl [koe] (Q204a Mechelen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a]
I-11
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
doewt (Q204a Mechelen),
kapot:
kəpot (Q204a Mechelen)
|
dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
26600 |
doodmalen |
doodmalen:
duǝtmālǝ (Q204a Mechelen)
|
Het meel te fijn malen. [N O, 36e]
II-3
|
20438 |
doodskleed |
dodenmantel:
dōēdemantel (Q204a Mechelen),
doodsmantel:
doedsmantel (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen,
Q204a Mechelen),
kostuum:
kostuum (Q204a Mechelen),
lang kleed:
langkleed (Q204a Mechelen),
lijkenmantel:
wit; alleen een voorkant
liekemantel (Q204a Mechelen)
|
bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || doodskleren; hadden ze een bijzondere naam? [VC 30 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)]
III-2-2
|
17787 |
doof |
doof:
doof (Q204a Mechelen)
|
doof [SGV (1914)]
III-1-1
|
19590 |
doofpot |
amerspot:
aomerspot (Q204a Mechelen),
ōͅmərspoͅt (Q204a Mechelen),
doofpot:
doofpot (Q204a Mechelen),
krikkelskolenpot:
kriekelskaolepot (Q204a Mechelen)
|
doofpot [N 05A (1964)] || pot, gegoten, van ijzer, waarin men het houtskool koud laat worden (aomerepot, kriekepot, smoorpot) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25123 |
dooien |
afgaan:
aafgaa (Q204a Mechelen),
t slaakt]:
ut waer liet nao ontdōē.we (Q204a Mechelen),
⁄t wéér geet aaf (Q204a Mechelen)
|
dooien [SGV (1914)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)]
III-4-4
|
23204 |
doop |
doop:
daup (Q204a Mechelen)
|
doop [SGV (1914)]
III-3-3
|
20399 |
doopdekentje |
doopdeksel:
doupdéksel (Q204a Mechelen),
doopdoek:
(doupdook) (Q204a Mechelen),
doopdook (Q204a Mechelen)
|
dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)]
III-2-2
|