e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

Gevonden: 4060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bussel uitgedorst stro bos: bus (Meerlo), pak: pak (Meerlo), schans: schans (Meerlo) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buur nabuur: Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  douste naobere (Meerlo) iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurman buurman: beuuman (Meerlo), nabuur: Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  douste naobere (Meerlo), nabuurman: noaberman (Meerlo) buurman [SGV (1914)] || iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurt buurt: ien de būūrt (Meerlo), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  burt (Meerlo) buurt (in de ~) [SGV (1914)] || het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)] III-3-1
buurten buurpraatje maken: we goan en buurprötje maken (Meerlo), buurten: bŭŭrte (Meerlo), we goan buurte (Meerlo) buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] || de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)] III-3-1
calèche calche (fr.): Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  kalesj (Meerlo) een licht, vierwielig rijtuig [caleche, kales] [N 90 (1982)] III-3-1
canadapopulier canada: kanada (Meerlo), eigen spellingsysteem  canada (Meerlo) De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)] || kanadase, canadese populier III-4-3
carnavalsoptocht carnavalsoptocht: carnavalsoptocht (Meerlo) De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)] III-3-2
castagnetten kleppers: klepper (Meerlo) De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)] III-3-2
cavalier cavalier (fr.): caveljee (Meerlo) Cavelier [SGV (1914)] III-3-1