33129 |
bussel uitgedorst stro |
bos:
bus (L217p Meerlo),
pak:
pak (L217p Meerlo),
schans:
schans (L217p Meerlo)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
21702 |
buur |
nabuur:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
douste naobere (L217p Meerlo)
|
iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20223 |
buurman |
buurman:
beuuman (L217p Meerlo),
nabuur:
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
douste naobere (L217p Meerlo),
nabuurman:
noaberman (L217p Meerlo)
|
buurman [SGV (1914)] || iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
buurt:
ien de būūrt (L217p Meerlo),
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
burt (L217p Meerlo)
|
buurt (in de ~) [SGV (1914)] || het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
buurpraatje maken:
we goan en buurprötje maken (L217p Meerlo),
buurten:
bŭŭrte (L217p Meerlo),
we goan buurte (L217p Meerlo)
|
buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] || de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21144 |
calèche |
calche (fr.):
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
kalesj (L217p Meerlo)
|
een licht, vierwielig rijtuig [caleche, kales] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24604 |
canadapopulier |
canada:
kanada (L217p Meerlo),
eigen spellingsysteem
canada (L217p Meerlo)
|
De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)] || kanadase, canadese populier
III-4-3
|
22439 |
carnavalsoptocht |
carnavalsoptocht:
carnavalsoptocht (L217p Meerlo)
|
De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22678 |
castagnetten |
kleppers:
klepper (L217p Meerlo)
|
De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21307 |
cavalier |
cavalier (fr.):
caveljee (L217p Meerlo)
|
Cavelier [SGV (1914)]
III-3-1
|