e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heukelingen spreiden spreiden: špręi̯ǝ (Meerssen) Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.] I-3
heup heup: heup (Meerssen, ... ) heup [SGV (1914)] || heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
heupsuçon heupsuçon: hø̄psǝsoŋ (Meerssen) [N 59, 94e; N 59, 94c] II-7
heupwijdte, zitwijdte onderwijdte: ōndǝrwitǝ (Meerssen), votwijdte: vǫtwitǝ (Meerssen) Maat gemeten om het dikste deel van het zitvlak, met voor heren twee vingers speling tussen de maatband en het lichaam. [N 59, 44d; N 59, 44c; N 62, 2b] II-7
heuvel, kleine hoogte hoogte: hêûgde (Meerssen) hoogte [SGV (1914)] III-4-4
hiel hak: hak (Meerssen, ... ), hàkkə (Meerssen), hees: hêêîsse (Meerssen), vers: veersj (Meerssen) hak (hiel) [DC 01 (1931)] || hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)] III-1-1
hielstuk van een schoen contrefort (fr.): koonterfòr (Meerssen) hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)] III-1-3
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: he aardt nao zijne vader (Meerssen), hee aart noa ze vader (Meerssen), hij aardt op zijn vader: hee aardt op ze vaader (Meerssen) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)] III-2-2
hijgen snakken: sjnakke (Meerssen) hijgen (naar adem) [SGV (1914)] III-1-2
hik hik: hik (Meerssen) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2