e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knielen knielen: kneele (Meerssen) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3
knielkussen kniekussen: kneekusse (Meerssen) Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
kniezen kniezen: kniezje (Meerssen) kniezen [SGV (1914)] III-1-4
knijpen pitsen: pitsje (Meerssen) nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikker huif: hŭŭf (Meerssen), (= knikkeren).  mit huve doon (Meerssen) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || knikker [SGV (1914)] III-3-2
knikkeren met huiven doen: (= knikkeren).  mit huve doon (Meerssen) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
knikkerkuiltje brats: Grote holte.  braatsch (Meerssen), kuiltje: kuulke (Meerssen, ... ) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] III-3-2
knikkertermen gewonnen?: (= gewonnen).  (Meerssen), schieten: (= gewone knikkerspel).  sjeete (Meerssen), tikken: (= gewone knikkerspel).  tikke (Meerssen), ver: (= verloren).  ver (Meerssen) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
knipogen een oog knikken: een oug knikke (Meerssen) knipogen [SGV (1914)] III-1-1
knippatroon patroon: pǝtrwon (Meerssen) Een naar de vereiste vorm geknipt of te knippen stuk papier, waarnaar de stof voor kledingstukken geknipt wordt. [N 59, 48a; N 62, 4; MW; monogr.] II-7