17571 |
hoofd (spotnamen) |
bles:
blès (Q099p Meerssen),
bolles:
böles (Q099p Meerssen),
bəlləs (Q099p Meerssen),
knikker:
B.v. enne kale knikker.
knikker (Q099p Meerssen),
knots:
knotš (Q099p Meerssen),
knoəs (Q099p Meerssen),
knötsj (Q099p Meerssen),
knətš (Q099p Meerssen)
|
[N 10 (1961)]hoofd [DC 01 (1931)] || voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
23420 |
hoofdaltaar |
hoofdaltaar:
ut hoofaltaor (Q099p Meerssen)
|
Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34638 |
hoofdbord |
bok:
bǫk (Q099p Meerssen)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
plag:
plak (Q099p Meerssen),
plaggetje:
plekske (Q099p Meerssen)
|
hoofddoek [SGV (1914)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
geperste kop:
gepeersde kop (Q099p Meerssen),
hoofdvlees:
huitfleisj (Q099p Meerssen)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)] || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
begijnenkap:
begiene kap (Q099p Meerssen)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kussen:
køͅsə (Q099p Meerssen)
|
hoofdkussen [SGV (1914)]
III-2-1
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppien (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
hoofdpijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
25744 |
hoofdwort |
eerste treksel:
iǝrštǝ tręksǝl (Q099p Meerssen)
|
De vloeistof die de eerste keer uit het beslag gewonnen wordt. [N 35, 46; N 35, 40; monogr.]
II-2
|
23210 |
hoogdag |
hoogtijd:
hwogtij (Q099p Meerssen)
|
Een hoge kerkelijke feestdag [hoogdag, hoogtijd]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|