23369 |
knielbankje |
knielbankje:
knielbènkske (Q099p Meerssen)
|
Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23536 |
knielen |
knielen:
kneele (Q099p Meerssen)
|
Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23372 |
knielkussen |
kniekussen:
kneekusse (Q099p Meerssen)
|
Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18874 |
kniezen |
kniezen:
kniezje (Q099p Meerssen)
|
kniezen [SGV (1914)]
III-1-4
|
17920 |
knijpen |
pitsen:
pitsje (Q099p Meerssen)
|
nijpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
22363 |
knikker |
huif:
hŭŭf (Q099p Meerssen),
(= knikkeren).
mit huve doon (Q099p Meerssen)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || knikker [SGV (1914)]
III-3-2
|
22361 |
knikkeren |
met huiven doen:
(= knikkeren).
mit huve doon (Q099p Meerssen)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)]
III-3-2
|
22364 |
knikkerkuiltje |
brats:
Grote holte.
braatsch (Q099p Meerssen),
kuiltje:
kuulke (Q099p Meerssen, ...
Q099p Meerssen)
|
Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)]
III-3-2
|
22820 |
knikkertermen |
gewonnen?:
(= gewonnen).
gö (Q099p Meerssen),
schieten:
(= gewone knikkerspel).
sjeete (Q099p Meerssen),
tikken:
(= gewone knikkerspel).
tikke (Q099p Meerssen),
ver:
(= verloren).
ver (Q099p Meerssen)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)]
III-3-2
|
17784 |
knipogen |
een oog knikken:
een oug knikke (Q099p Meerssen)
|
knipogen [SGV (1914)]
III-1-1
|