e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met de kar achteruit rijden terug-op gaan: trygǫp gōǝn (Meeswijk) Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99] I-13
met de kar rijden, iets vervoeren varen: vārǝ (Meeswijk) Dit lemma vormt een aanvulling van het lemma met paard en kar rijden in wld I.10. Alleen de opgaven voor de plaatsen waarvoor in WLD I.10 geen materiaal voorhanden was, zijn hier opgenomen. De kaart combineert de gegevens van beide lemmata. [N 17, 94; RND 97; monogr.] I-13
met de poten dicht bijeen staan (te) eng staan: ęŋ stōǝn (Meeswijk), bereklauw staan: bē̜rǝklau̯ stōǝn (Meeswijk) [N 8, 78a en 78b] I-9
met de poten te ver uit elkaar staan (te) breed staan: bręi̯t stōǝn (Meeswijk), (te) wijd staan: wyt stōǝn (Meeswijk) [N 8, 78b] I-9
met de voorpoten harkend over de grond krabben dabben: dabǝ (Meeswijk), scharren: šarǝ (Meeswijk) Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74] I-9
met de zweep slaan of geluid geven klatsen: klatsǝ (Meeswijk) Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.] I-10
met een drijftol spelen kokkerellen: kokerellen (Meeswijk) Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)] III-3-2
met een priktol spelen doppen: doppen (Meeswijk), doͅpə (Meeswijk) Doppen: 2. Met een "dop [tol]"spelen, tollen. || Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)] III-3-2
met grote stappen lopen greiden: greeje (Meeswijk), stappen: stapə (Meeswijk), treden: treeje (Meeswijk) stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)] III-1-2
met kleine stapjes lopen dabberen: i.e. lopen van kleine kinderen.  deͅbərə (Meeswijk) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2