e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moed courage (fr.): kŏĕraasj (Meeswijk), durf: durrəf (Meeswijk), moed: móót (Meeswijk) durf, moed || kloekmoedigheid, moed || moed III-1-4
moedeloos (zijn) mismoedig: misméújəch (Meeswijk) mismoedig, tegenovergestelde van moedig III-1-4
moeder ma: ma (Meeswijk), mama: màma (Meeswijk), mem: benaming gaat achteruit ten gunste van ma en mama  mém (Meeswijk), moeder: mŏĕddər (Meeswijk) moeder III-2-2
moederkoren brand: brand (Meeswijk) De zwarte woekering die te voorschijn komt uit de aren van verschillende granen en grassoorten; vooral bekend bij rogge. De getroffen gewassen zijn zowel schadelijk voor mens en dier (vruchtafdrijvend), als tegelijkertijd geneeskrachtig (bloedstelpend en de baring opwekkend). Botanisch is de woekering een schimmel (Ustilago segetum Cord.) waardoor de plant al bij het kiemen geïnfecteerd wordt en die pas naar buiten komt als de gewassen vrucht beginnen te dragen. De ziekte was zeer gevreesd onder de landbouwers en er bestaan dan ook vele, vaak bijgelovige, gebruiken om het moederkoren tegen te gaan. Sommige zegslieden geven dan ook aanvullende opmerkingen die zowel op deze angst als op de waarde van het moederkoren wijzen. De benamingen met moeder- en moer- wijzen wel op de baringbevorderende werking van het moederkoren. In L 250 wordt opgemerkt: "Werd vroeger verzameld voor apotheken; thans in Zwitserland gekweekt."; in L 270: "Een zwak aftreksel van ''moorkore'' werd vroeger direct na de bevalling aan de moeder gegeven; dit i.v.m. tegengaan van bloedverlies; het werd in de koffiemolen gemalen." In Q 97: "Dit moorkore kwam vroeger vaak voor. Tot een bepaalde hoeveelheid was het toelaatbaar. Moorkore werd vroeger goed betaald. Deze plant had namelijk de eigenschap dat ze, in gemalen toestand, in staat was de vrucht te kunnen afdrijven. Reden waarvoor ze door apothekers werd gekocht. Als er teveel van dit spul in het dierenvoer zat, betekende dat voor de boeren vaak een strop. De beesten gingen dan "versjete", d.w.z. de kalveren werden te vroeg geboren en overleefden dit meestal niet." De benaming duivelskoren en duivelsteken alsook de vernoemingen met diernamen wijzen wel op het taboe dat op deze gevreesde ziekte rustte. De benaming hanespoor is wel een leenvertaling van het Fr. ''ergot''.' [A 43, 11; L 1 a-m; L 1 u, 163; L 15, 12; S 24; monogr.] I-4
moedig en opgewekt (een) vlugge: vlø̜gǝ (Meeswijk), driftig: dreftǝx (Meeswijk), vlok: vlø̜k (Meeswijk) Gezegd van energieke en levendige paarden. [JG 1a; N 8, 64j] I-9
moeilijk vooruitkomen taffelen: taffele (Meeswijk) lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)] III-1-2
moeite moeite: méújtə (Meeswijk), móótə (Meeswijk) moeite, zorg, inspanning III-1-4
moer moer: moor (Meeswijk), mōr (Meeswijk) konijn, vrouwtje [Goossens 2a (1963)] || voedster, vrouwtjes konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
moersleutel sleutel: slø̜ǝtǝl (Meeswijk) In het algemeen een werktuig voor het los- en vastdraaien van moeren. Zie ook de lemmata "steeksleutel", "ringsleutel", "verstekbare moersleutel", etc. Het betreft daar meer specifieke uitvoeringen van de moersleutel. [N 33, 300a; monogr.] II-11
moestuinx moostem: mōsəm (Meeswijk, ... ) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 24 (1937)] I-7