e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pronken spiegelen: spigələ (Meeswijk) met iets begerenswaardig staan te pronken III-1-3
pronkveer op een hoed veer: B.v. Op haren hoed.  vēͅr (Meeswijk) veer III-1-3
proosten aanstoten: ā‧nstūətə (Meeswijk) klinken alvorens een glas te drinken,aanstoten III-2-3
prop prop: prop (Meeswijk) een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)] III-3-1
proppenschieter klaptoet: Klaptuiten worden gemaakt van heulenteul.  klaptūt (Meeswijk), knaptoet: knaptoet (Meeswijk) Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)] || Klaptuit: Proppeschieter, klapbus van vlierhout. III-3-2
prostituée hoer: óór (Meeswijk) publieke vrouw, prostituee III-2-2
pruik pruik: pry(3)̄.k (Meeswijk) pruik III-1-3
pruim bakpruim: bakprum (Meeswijk), kriek: zeer kleine blauwe pruim  krēk (Meeswijk), mirabel (fr.): ronde soort; cf Carnoy, A., Oorsprong en geschiedenis van de Nederlandse fruitnamen, VMKVA 1959, 33-43.  mira’bɛl (Meeswijk), priester: kleine vroege soort  prēstər (Meeswijk), pruim: pr‧um (Meeswijk), reine claude (fr.): reine claude  rəgəlōt (Meeswijk), sjiek: šek (Meeswijk) bakpruim || pruim || pruim, soort || tabakspruim I-7, III-2-3
prutsen chipoteren (<fr.): cf. fr. chipoter  sjeppəteerə (Meeswijk), frutselen: frutsələ (Meeswijk), klommelen: klómmələ (Meeswijk), kloten: klôetə (Meeswijk), prutsen: prótsjə (Meeswijk) futselen, prutsen, knoeien || knutselen, prutsen || onnuttig werk verichten || prullen, knoeien || slordig werken III-1-4
prutser klommelaar: klómməlaar (Meeswijk), krabber: kràbbər (Meeswijk) knoeier, iemand die slecht presteert || prutser III-1-4