e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slang slang: slaŋ (Meeswijk) slang III-4-2
slangboor slangenboor: slaŋǝbōǝr (Meeswijk) Een boorijzer voor hout dat uitloopt op een scherpe centerpunt met daaromheen twee voorsnijders en eventueel twee gutsjes. De schacht is voorzien van een enkele of een dubbele spiraal die niet snijdt, maar dient om het boorsel uit het boorgat te verwijderen. Met dit boorijzer kan men zeer nauwkeurig boren. Zie ook afb. 74a. [N 53, 165; N G, 31b; monogr.] II-12
slappe koffie lares: lāres (Meeswijk) dunne, slappe koffie III-2-3
slappe vilten hoed? hoed van vilt: hoed van vilt (Meeswijk) hoed van vilt III-1-3
slecht gesneden hengst klophengst: klǫpeŋst (Meeswijk), piet: pit (Meeswijk), pīt (Meeswijk) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
slecht van bouw (een) holle: ǭlǝ (Meeswijk) De antwoorden van de correspondenten doelen vooral op een hol paard met ingevallen flanken en uitstekende heupen. Vgl. het lemma ''harmonisch van bouw'' (4.3.1). [N 8, 62k, 62l en 78a] I-9
slee ijsstoel: Kinderen spelen met ijsstoelen en schaatsen.  īstōl (Meeswijk), slee: De kinderen gaan met de slee het ijs op.  slè:j (Meeswijk) [I]. Slee: 1. Voertuig rustend op metalen ribben, dat glijdend wordt voortbewogen. || IJsstoel. III-3-2
sleedoorn sleen: boom en de vruchten  slēənə (Meeswijk, ... ) sleedoorn [Goossens 1b (1960)] III-4-3
sleepboot sleepboot: sleepboot (Meeswijk) een kleine, zeer sterke stoom- of motorboot die andere vaartuigen op sleeptouw neemt [sleepboot, sleper, toogboot] [N 90 (1982)] III-3-1
sleepcultivator, veertandeg breker: brēǝkǝr (Meeswijk) Bedoeld wordt het cultivatortype van afb. 79. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zij verwezen naar het vorige lemma. In het lemma ''eg'' vindt men ''eg'' en ''eg'' geduid. [JG 1a + 1b; N 11, 78b; N 11A, 150b; N J, 10] I-2