24120 |
barmsijs |
barmsijs:
bermsijs (L424p Meeswijk),
carduelis linaria
bɛrəmseͅes (L424p Meeswijk)
|
barmsijs || sijs: barmsijs (12,5 bruin, met steeds rood voorhoofd en zwart sikje; alleen in sommige jaren op trek; gewoonten als sijs [006]; ook in mast- en berkenbos; twee soorten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18173 |
barrevoets |
baars:
Rh. Wb. I, kol. 453: barsch, barfuss.
bārs}, [bās (L424p Meeswijk),
barvoets:
beͅrvəs (L424p Meeswijk)
|
barvoets || blootsvoets
III-1-3
|
20878 |
basterdsuiker |
potsuiker:
poͅtsokər (L424p Meeswijk)
|
ongeraffineerde suiker
III-2-3
|
19313 |
bazige vrouw |
commandant:
kómməndànt (L424p Meeswijk)
|
persoon die graag de lakens uitdeelt
III-1-4
|
19730 |
bed |
bed:
b‧eͅt (L424p Meeswijk),
beddenbak:
plat
beͅdəbak (L424p Meeswijk),
kooi:
plat
kuəi̯ (L424p Meeswijk),
nest:
neͅs (L424p Meeswijk)
|
bed
III-2-1
|
19487 |
beddenbak, ressortbak |
beddenbak:
beͅdəbak (L424p Meeswijk)
|
houten ledikant zonder bed en toebehoren
III-2-1
|
18965 |
bedriegen |
bedriegen:
bədreegə (L424p Meeswijk),
beschijten:
bəsjīētə (L424p Meeswijk),
kloten:
klôetə (L424p Meeswijk),
verneuken:
vərnêûkə (L424p Meeswijk)
|
bedotten || bedriegen; iemand door list of leugen misleiden || beschijten, foppen, bedriegen || foppen, bedriegen
III-1-4
|
18966 |
bedrieger |
bedrieger:
bədreegər (L424p Meeswijk)
|
bedrieger
III-1-4
|
18825 |
bedroefd |
bedroefd:
bədréúf (L424p Meeswijk),
droevig:
dréúvəch (L424p Meeswijk),
triestig:
tristəch (L424p Meeswijk)
|
bedroefd; verdriet hebbend, treurig || droevig, tot droefheid stemmend || treurig, droevig
III-1-4
|
19471 |
bedsprei |
bedsprei:
beͅtspreͅi̯ (L424p Meeswijk),
sprei:
spr‧eͅi̯ (L424p Meeswijk)
|
Een bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] || sierdek op een bed, sprei
III-2-1
|