24251 |
steenuil |
steenuil:
steinuul (L424p Meeswijk)
|
uil: steenuil (22 vrij klein en afgerond; veel bij boerderijen, knotwilgen en schuurtjes; roep [wieuw, wieuw] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24383 |
stekelbaars |
stekelbaars:
stikəlbārs (L424p Meeswijk)
|
stekelbaars
III-4-2
|
19744 |
stekker |
mannetje:
mɛnkə (L424p Meeswijk)
|
steker (electriciteit) tgo. wijfke
III-2-1
|
32686 |
stelmechanismen aan de ploeg |
levier:
lǝvi̯ē (L424p Meeswijk),
regelaar:
rēgǝlę̄r (L424p Meeswijk),
schuif:
šȳf (L424p Meeswijk)
|
Aan een ploeg zijn verschillende mechanismen of onderdelen te onderscheiden, die dienen om de diepte en breedte van de voor, alsmede de stand van de werkende delen van de ploeg te regelen. Naar de benamingen hiervoor werd niet in het hele gebied ge√Ønformeerd. Mede daarom werden de betrokken gegevens in één lemma bijeengezet. De regelende onderdelen in kwestie zijn hieronder per soort nader toegelicht. Men vergelijke het vorige lemma. [N 11, 31.IV.d; N 11, 32b; N 11A, 93b + 98a + 98d; JG 1a; monogr.]
I-1
|
22367 |
stelt |
stelt:
stèl`t` (L424p Meeswijk)
|
Stelt: 1. Elk der beide hoge staken als kinderspeelgoed.
III-3-2
|
21602 |
stemmen |
stemmen:
stemmen (L424p Meeswijk)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
doppen:
doppen (L424p Meeswijk)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32971 |
stengel, steel |
steel:
stēl (L424p Meeswijk)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
20964 |
sterke drank |
drank:
dra.ŋk (L424p Meeswijk)
|
sterke drank
III-2-3
|
20323 |
sterven |
sterven:
stérvə (L424p Meeswijk)
|
sterven
III-2-2
|