34247 |
afgeroomde melk |
fluitjesmelk:
fluitjesmelk (L424p Meeswijk),
foetsj:
fotš (L424p Meeswijk),
girs:
gerš (L424p Meeswijk)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
17583 |
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) |
frou (fr.):
froe (L424p Meeswijk)
|
haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
30239 |
afkorten |
korten:
kǫrtǝ (L424p Meeswijk)
|
Hout, en meer in het bijzonder een boomstam, haaks op de houtvezel in twee stukken zagen. De afgezaagde stukken boomstam hebben bij de kuiper de lengte van een duig, bij de klompenmaker de lengte van een klomp. Zie ook het lemma ɛstuk boomstamɛ en de lemmata ɛbollenɛ bij de vaktaal van de kuiper en ɛbolɛ bij de vaktaal van de klompenmaker. In Venray (L 210) en omgeving werd de houtzager die de boomstam voor onder meer klompenmakers verder in stukken zaagde, houtsnijder (hǭltsnējǝr) genoemd (Venrays woordenboek, pag. 206).' [N E, 6a; N 50, 16a; N 53, 21b; N 53, 22; N 75, 115b; N 97, 44; monogr.]
II-12
|
34009 |
afladen |
afladen:
āflā.i̯ǝ (L424p Meeswijk)
|
Wanneer de kar met de lading op de plaats van bestemming is aangekomen, wordt deze laatste afgeladen. Vergelijk voor het woordtype aftrekken ook het lemma Mest Van De Kar Aftrekken in WLD I, afl. 1, p. 11. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
20437 |
afleggen van een dode |
afleggen:
aafléggə (L424p Meeswijk),
op het schoof leggen:
op het sjòwf leggen (L424p Meeswijk)
|
het lijk afleggen, reinigen en doodskleren aantrekken || reinigen en in doodshemd kleden van een lijk
III-2-2
|
17722 |
afloeren, bespieden |
afloeren:
aafloore (L424p Meeswijk),
āflōrə (L424p Meeswijk)
|
kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25337 |
afpassen met de voet, aftreden |
aftreden:
aftreden (L424p Meeswijk)
|
de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19872 |
afrikaantje |
stinkertje:
tagetes erecta
steŋkərkə (L424p Meeswijk)
|
Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle
III-2-1
|
34245 |
afromen |
aflaten:
āvlǭtǝ (L424p Meeswijk),
afromen:
āvrø̜u̯mǝ (L424p Meeswijk)
|
De room van de melk scheppen. Men kon de room van de melk scheiden door met een houten latje de room tegen te houden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden roomschotel wegvloeide. Een andere methode was de melk overgieten of aflaten in een andere kruik of emmer, terwijl men de aan de oppervlakte gevormde room tegenhield door blazen. Een modernere manier van scheiden van room en melk gebeurde met de melkmachine of centrifuge. [A 23, 3; Lu 1, 3; JG 1a, 1b, 1d; Vld.; monogr.]
I-11
|
33866 |
afscheiding als teken van hengstigheid |
veem (vademen):
vē̜m (L424p Meeswijk)
|
[N 8, 45, 46 en 48]
I-9
|