e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sliepuit jits, jits: jiets jiets (Meeuwen, ... ), sliep, sliep: sliep sliep (Meeuwen) Iemand bespotten door met de ene wijsvinger langs de andere te strijken en daarbij te roepen [sliep uit, sliep uit]. [N 88 (1982)] III-3-2
slijm slijm: sli.m (Meeuwen) Slijm: kleverige taaie stof, als afscheiding van de slijmvliezen (slijm, zwadder). [N 84 (1981)] III-1-2
slijpzand, zavel zavel: zīǝ.vǝl (Meeuwen) Het zand (aarde, leem, slijk, modder) waarmee de strekel werd ingesmeerd en dat in het zandblok of de klomp werd meegenomen naar het veld. In enkele plaatsen wordt toegevoegd dat men wat roggemeel door het zand mengde om het stroever te maken: P 115, 118a, 119, 176a, 188, Q 2, 2a, 73, 75, 76, 77, 78, 80 en 188. Ten einde het zand op de juiste manier vochtig te houden werd er in Q 9 appelsap, en in Q 76 en 77 azijn, aan toegevoegd; werd er in L 362, 363 en 367 op gewaterd en in P 176 op gespuugd. Uitdrukkelijk vermeld dat men geen slijpzand gebruikt, werd er in P 192, Q 152, 154, 155, 156, 157, 159 en 168a. Zie ook de andere lemma''s rond de strekel. [JG 1a, 1b; N 80, 83 add.] I-3
slikken slikken: slikke (Meeuwen), slikken (Meeuwen) slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)] III-2-3
slim bijdehand: det is toch èè bi-jderhand jinske viêr zi-jne lèèfti-jd  bi-jderhand (Meeuwen), dèè mins is zuu bi-jterhand det hèè viêr alles drek ein oplossing vindsj  bi-jterhand (Meeuwen), gewiekst: Det gewikst kèrelke kri-gt det waal kloar, zeeg doa mè ziêker van  gewikst (Meeuwen), knap: knap (Meeuwen), pienter: pienter (Meeuwen), rap: rap (Meeuwen), slim: slem (Meeuwen, ... ), slim (Meeuwen, ... ), uitgeslapen: uitgeslapen (Meeuwen), vangig: cf. Schuermans p. 773 s.v. "vangig"= bijv. verstandig. ("een vangige jongen")  vèngich (Meeuwen), vernistig: men kan ook fernistig horen Eè vernistig kèrelke D‰¯s nûw ins echt vernistig bedacht  vernistig (Meeuwen), verklaring Kelchtermans p. 225: "...terug op firnamstig, firnamftig, ablaut bij ndl. vernuftig; ohd. firnumstig, firnumftig: J. Dupont in Leuv. Bijdr. Jg. XII, blz. 136  fərnistich (Meeuwen), vinnig: venəx (Meeuwen), vinnig (Meeuwen) een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || gewiekst || handig, vinnig || slim || slim en levendig || slim, doortrapt || vernuftig, slim || vindingrijk in het bedenken van hulpmiddelen, in het raden etc.; [slim, ont, vossebillen gegeten hebbend] [N 85 (1981)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)] III-1-4
slimmerik slimmerik: slemərek (Meeuwen), vinnige, een -: een vinnige (Meeuwen) een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)] III-1-4
slinken, minder worden slinken: sliŋkə (Meeuwen), verminderen: vərmenərə (Meeuwen), zakken: zakə (Meeuwen) minder worden [lamen, lammen, verstillen afreezen] [N 91 (1982)] || minder worden in massa en omvang [slonken, slinken, zakken, slappen] [N 91 (1982)] III-4-4
slip slip: slip (Meeuwen, ... ), Ss. slipjas.  slip (Meeuwen) afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] || slip III-1-3
slipjas pinjas: jas met panden  penjas (Meeuwen), pandenjas  penjas (Meeuwen), pitteleer (<fr.): pitəlɛ:r (Meeuwen), slipjas: slipjas (Meeuwen, ... ), Ss. sub slip.  slipjas (Meeuwen), zwaluwenstaart: zwaluwenstaart  zwaleftestart (Meeuwen), zwaluwstaart  zwaleftestart (Meeuwen) het jacquet-jas (slipjas, billetikker) [N 59 (1973)] || pitteleer: kort jasje || slipjas III-1-3
slobkous get: Fr. guêtre.  gɛt (Meeuwen) lederen slobkous III-1-3