e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vis, algemeen vis: vös, ook mv. (Meeuwen), vɛs (Meeuwen) vis III-4-2
vishengel gaard: gèèrd (Meeuwen), hengel: heŋəl (Meeuwen), lijn: lijn (Meeuwen), visgarde: visgeert (Meeuwen), vislijn: vĕslijn (Meeuwen), vislijn (Meeuwen, ... ) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] || hengel || Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] || vishengel III-3-2, III-4-2
visnet net: nɛt (Meeuwen) Net: vanggereedschap van jagers en vissers. III-3-2
vissen vissen: vɛsə (Meeuwen) Vissen. III-3-2
vissen, ww. vissen: vɛsə (Meeuwen) vissen (ww) III-4-2
vissnoer lijn: lijn (Meeuwen, ... ) Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)] III-3-2
visvangst vangst: vangst (Meeuwen, ... ) Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)] III-3-2
vlaai vlaai: Verklw. vlk\\  vlāi̯ (Meeuwen), Vlade (koek) en vlaeye: Gooj vlaai is dun van lèèr en dik van smiêr: een goed gevulde taart dient goed gevuld te zijn op een dunne onderlaag  vlaai (Meeuwen) platte en ronde taart || vla III-2-3
vlaai met puddingvulling pappevlaai: Gooj pappevlaai moet zeen: dun van lèèr en dik van smiêr  pappevlaai (Meeuwen), puddingenvlaai: Ich lösde waal èè stèkske poddinge vlaai  poddinge vlaai (Meeuwen) puddingtaart || puddingvlaai III-2-3
vlaaienvulling spijs: spis (Meeuwen), Iêrs hauw ze einen dèk gemaakt en doanoa diêj ze doa de appelspi-js op  spi-js (Meeuwen) spijs, belegsel van een taart || taartvulsel III-2-3