24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
kak:
kagk (L364p Meeuwen),
nog niet steg:
nog neet steg (L364p Meeuwen)
|
jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)] || vogeltje, pas uit het ei
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
jøŋk (L364p Meeuwen)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
bag (L364p Meeuwen),
bax (L364p Meeuwen)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
jonge gans:
jõ̜ŋ āns (L364p Meeuwen)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pęl (L364p Meeuwen)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20314 |
jonge vrouw |
maagdje:
mèèchtje (L364p Meeuwen),
vrouwlein:
vrouwlijn (L364p Meeuwen),
wicht:
wicht (L364p Meeuwen)
|
jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20159 |
jongen |
jong:
jŏĕng (L364p Meeuwen)
|
jongen
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
vent:
vent (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen),
vrijer:
vrijer (L364p Meeuwen)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20380 |
jongen met wie men verloofd is |
aanstaande:
aanstaande
aanstoanzje (L364p Meeuwen),
vent:
vent (L364p Meeuwen),
vènt (L364p Meeuwen, ...
L364p Meeuwen)
|
verloofde || verloofde [mannelijk] [caresseur] [N 87 (1981)] || verloofde, vrijer || vrijer, verloofde
III-2-2
|
20334 |
jongste kind |
benjamin:
benjamin (L364p Meeuwen),
kind:
kend (L364p Meeuwen),
kleinste:
kleinste (L364p Meeuwen),
pannenschrapsel:
figuurlijk, volkse benaming
pannesjrapsel (L364p Meeuwen),
scharketeltje:
sjarkiêtelke (L364p Meeuwen)
|
bijnaam voor de laatste uit een rij kinderen || jongste kind; hoe heet het jongste kind van het gezin? [ZND 36 (1941)] || laatstgeborene
III-2-2
|