e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwaadspreekster klep: opgepast viêr di-j klep, want straks wötsj jan-en-al-leman waat deste gezagd höbs  klep (Meeuwen), klepel: klepel (Meeuwen), kwaaitong: kwaaitong (Meeuwen) een vrouw die graag kwaad spreekt [kwadetong, vuiletong, kommeer, blameer, klapei] [N 85 (1981)] || klappei, kwaadspreekster III-1-4
kwaal kwaal: kwo.l (Meeuwen) Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)] III-1-2
kwajongensstreek grap: ps. omgespeld volgens RND!  grap (Meeuwen) min of meer onschuldige kindergrap [bate(n), bake(n)] [N 90 (1982)] III-3-1
kwaken kwaken: kwākə (Meeuwen), kweken: kweken (Meeuwen), schreeuwen: (de eend) sxrift (Meeuwen) kwaken || Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b] I-12, III-4-2
kwakzalver kwakzalver: kwakzalvər (Meeuwen) Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)] III-1-2
kwalijk kwalijk: kaolək (Meeuwen) kwalijk, niet goed, euvel III-1-4
kwanselen kwanselen: kwanselen (Meeuwen) voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)] III-3-1
kwartel kwakkel: kwakəl (Meeuwen) kwartel III-4-1
kweek puinen: pęi̯.nǝ (Meeuwen), pɛinə (Meeuwen), wilde grassoort met wortelstokken  peine (Meeuwen) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweekgras || puinen I-5, III-4-3
kwellen plagen: plōͅgə (Meeuwen) lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)] III-3-1