e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrobben schrobben: sjròbbe (Meeuwen), šrobə (Meeuwen) schrobben III-2-1
schrobbezem schrobborstel: sjròbborstel (Meeuwen) schrobborstel III-2-1
schroefdraad draad: drǭt (Meeuwen) De spiraalvormige verhevenheid aan een houtschroef. Zie ook het lemma ɛschroefdraadɛ in wld II.11, pag. 69.' [N 54, 37g; N 54, 37a; monogr.] II-12
schroeien schrillen: chrillen (Meeuwen), schrillen (Meeuwen), sjrille (Meeuwen), snerken: snörke (Meeuwen), verbranden: verbranden (Meeuwen) Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)] || bijna verbranden || schroeien III-2-1
schroevendraaier tournevis: tørnǝvis (Meeuwen) Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.] II-12
schrokken slokken: slokə (Meeuwen), slókke (Meeuwen), slokken  slokə (Meeuwen), spaden: spááje (Meeuwen), vreten: vrééte (Meeuwen) gulzig eten, slokken || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)] III-2-3
schuchter bedeesd: bedeesd (Meeuwen), beschaamd: beschaamd (Meeuwen), verlegen: verlegen (Meeuwen), vərlēͅgə (Meeuwen) bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] III-1-4
schudden met de riek schudden: šędǝ (Meeuwen) Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
schuifopening kot: kȳt (Meeuwen) De opening in de kalkbak die met behulp van de schuif wordt afgesloten. [N 30, 32d] II-9
schuimen schuimen: symə (Meeuwen) schuim opwerpen, dragen of geven [bedomen, schuimen] [N 91 (1982)] III-4-4