e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

Gevonden: 4441
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boos kwaad: kaot (Meeuwen), kōͅt (Meeuwen) boos, kwaad ten gevolge van een belediging [kwaad, boos, vuil] [N 85 (1981)] || kwaad III-1-4
boot(je) boot(je): ps. omgespeld volgens RND!  by(3)̄t (Meeuwen), roeiboot(je): rūibūtjə (Meeuwen) een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)] || een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)] III-3-1
bord bord: boͅrt (Meeuwen), telder: èè hauw ure wi-j telleerkes  tejjer (Meeuwen), telloor: teͅlēr (Meeuwen), təlēr (Meeuwen), Det viltsj möt, zag de meid en ze roldzje möt de telère nannen trap  teleer (Meeuwen) bord || bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] || eetbord || teljoor, bord III-2-1
borduren borduren: borduren (Meeuwen, ... ) Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)] III-1-3
borg blijven borg blijven: bərig blievən vier eemənd (Meeuwen) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1
borrel borrel: borrel (Meeuwen), boͅrəl (Meeuwen), bòrrel (Meeuwen), bərəl (Meeuwen), drupje: drèpke (Meeuwen), drɛpkə (Meeuwen), Eder joar wèren er möt Nûwjoar hiêl wat dröpkes gedrònke  dröpke (Meeuwen), klare, een -: klaore (Meeuwen), witje, een -: witteke (Meeuwen) borrel || borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] || borreltje || glaasje sterke drank III-2-3
borrelen (van water) borrelen: boͅrələ (Meeuwen), bòrrələ (Meeuwen) bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)] III-4-4
borrelglaasje glaasje: Eè stevig glèèske achteriêversloan  glèèske (Meeuwen) borreltje III-2-1
borst borst: bǫrst (Meeuwen) Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9
borstel borstel: boͅrstəl (Meeuwen) borstel III-2-1