e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brood, maat van 25 kilo vat: vaat (Meijel) de maat die een gewicht aangeeft van 25 kg [brood] [N 91 (1982)] III-4-4
broodje broodje: Syst. WBD  breudje (Meijel), kadetje: Syst. WBD  kedetje (Meijel), mastel: Syst. WBD  bestel (Meijel), Syst. WBD Rond; hebben een gaatje in het midden  bestelle (Meijel), rolletje: Syst. WBD  rulleke (Meijel), Syst. WBD Rullekes zijn gedraaid  rullekes (Meijel), stoetje: Syst. WBD Een stuutje was een klein wit broodje dat men zelf bakte  stuutjes (Meijel) Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)] III-2-3
broodkar broodkar: bruǝtkār (Meijel) Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.] II-1
broodkorst kop: %%meervoud%%  køp (Meijel), korstje: kø̄ršǝ (Meijel) De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.] II-1
broodmand broodmand: bruǝtmānt (Meijel) Mand, vaak rechthoekig van vorm, waarin de bakker brood naar de markt of naar de klant bracht. De bakkersmand was volgens het Venrays woordenboek (pag. 78) een grote vierkante gevlochten mand, die meestal voor op een transportfiets stond en waarmee het brood bezorgd werd. [N 40, 96; N 40, 115; monogr.] II-12
broodmes broodmes: broeidmes (Meijel) mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)] III-2-1
broodoven oven: ǭvǝ (Meijel) De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.] II-1
broodpap brokkenpap: Syst. WBD  brokkepap (Meijel), pap mee broodbrokken: Syst. WBD  pap mi brôêdbrokke (Meijel), pap mi brôêdbrök (Meijel), slabberans: Syst. WBD Misschien  slabberans (Meijel) Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)] III-2-3
broodpop rozijnenmik: Syst. WBD  rezinjemik (Meijel), stoetenman: Syst. WBD  stōēteman (Meijel), stōētemen (Meijel), weggenman: Syst. WBD  weggeman (Meijel) Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)] III-2-3
broodrek broodrek: bruǝtręk (Meijel) De houten stellage waarop het brood wordt weggezet. De woordtypen "broodkar", "broodwagen", "moeldedek", wijzen op het gebruik van iets anders dan een houten stellage of plank om het brood op neer te leggen. [N 29, 53] II-1