25293 |
brood, maat van 25 kilo |
vat:
vaat (L265p Meijel)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 25 kg [brood] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20710 |
broodje |
broodje:
Syst. WBD
breudje (L265p Meijel),
kadetje:
Syst. WBD
kedetje (L265p Meijel),
mastel:
Syst. WBD
bestel (L265p Meijel),
Syst. WBD Rond; hebben een gaatje in het midden
bestelle (L265p Meijel),
rolletje:
Syst. WBD
rulleke (L265p Meijel),
Syst. WBD Rullekes zijn gedraaid
rullekes (L265p Meijel),
stoetje:
Syst. WBD Een stuutje was een klein wit broodje dat men zelf bakte
stuutjes (L265p Meijel)
|
Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25655 |
broodkar |
broodkar:
bruǝtkār (L265p Meijel)
|
Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.]
II-1
|
25493 |
broodkorst |
kop:
%%meervoud%%
køp (L265p Meijel),
korstje:
kø̄ršǝ (L265p Meijel)
|
De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.]
II-1
|
32554 |
broodmand |
broodmand:
bruǝtmānt (L265p Meijel)
|
Mand, vaak rechthoekig van vorm, waarin de bakker brood naar de markt of naar de klant bracht. De bakkersmand was volgens het Venrays woordenboek (pag. 78) een grote vierkante gevlochten mand, die meestal voor op een transportfiets stond en waarmee het brood bezorgd werd. [N 40, 96; N 40, 115; monogr.]
II-12
|
19531 |
broodmes |
broodmes:
broeidmes (L265p Meijel)
|
mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25500 |
broodoven |
oven:
ǭvǝ (L265p Meijel)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
20670 |
broodpap |
brokkenpap:
Syst. WBD
brokkepap (L265p Meijel),
pap mee broodbrokken:
Syst. WBD
pap mi brôêdbrokke (L265p Meijel),
pap mi brôêdbrök (L265p Meijel),
slabberans:
Syst. WBD Misschien
slabberans (L265p Meijel)
|
Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20706 |
broodpop |
rozijnenmik:
Syst. WBD
rezinjemik (L265p Meijel),
stoetenman:
Syst. WBD
stōēteman (L265p Meijel),
stōētemen (L265p Meijel),
weggenman:
Syst. WBD
weggeman (L265p Meijel)
|
Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25617 |
broodrek |
broodrek:
bruǝtręk (L265p Meijel)
|
De houten stellage waarop het brood wordt weggezet. De woordtypen "broodkar", "broodwagen", "moeldedek", wijzen op het gebruik van iets anders dan een houten stellage of plank om het brood op neer te leggen. [N 29, 53]
II-1
|