18945 |
gemeen |
laag:
laag (L265p Meijel),
smerig:
smeerig (L265p Meijel)
|
slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)] || smerig, slecht, gemeen: Kent of kende men in uw dialect een woord onnut, ont, oent, onter, ontig, ontieg in de betekenis van ---? Voorbeeldzin? [DC 39 (1965)]
III-1-4
|
21718 |
gemeentebelasting |
gemeentebelasting:
gemeintebelasting (L265p Meijel),
gəméntjəbəlasting (L265p Meijel)
|
de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21712 |
gemeenteheide |
hei:
hééj (L265p Meijel)
|
de gemeenteheide [aard] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21705 |
gemeentesecretaris |
secretaris:
sikketaris (L265p Meijel),
sik:
sik (L265p Meijel)
|
het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18958 |
gemene vrouw |
kreng:
kring (L265p Meijel),
kréng (L265p Meijel),
lelijk wijf:
lèlijk wief (L265p Meijel),
venijn:
venijn (L265p Meijel)
|
een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18814 |
gemoed |
gemoed:
gemoed (L265p Meijel),
gəmŏĕt (L265p Meijel)
|
het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23981 |
generale biecht |
generale biecht:
geenraal bieg (L265p Meijel)
|
Een algemene of generale biecht, vaak bij missie en retraite [jeneraalbiech]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18165 |
genezen |
beter:
beter (L265p Meijel),
better (L265p Meijel),
béttər (L265p Meijel),
vaardig:
vérdig (L265p Meijel)
|
Genezen: hersteld, beter (klaar). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18817 |
genoegen (doen) |
content:
kontènt (L265p Meijel),
plezier:
plezier (L265p Meijel),
trek:
trek (L265p Meijel)
|
tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30781 |
geperforeerd glas |
geperforeerd glas:
geperforeerd glas (L265p Meijel)
|
Gegoten vensterglas met trechtervormige openingen dat voor ventilatiedoeleinden wordt gebruikt. [N 67, 89j]
II-9
|