e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heuvel, kleine hoogte berg: bèèrəch (Meijel), bergje: bergskə (Meijel), bult: bult (Meijel), (soms).  bult (Meijel), heuvel: heuvel (Meijel), heuveltje: heuveltje (Meijel), hoog stuk grond: hôech stuk gront (Meijel), hoogte: höchtə (Meijel, ... ), ⁄n hūuīchte (Meijel) een kleine hoogte [hoogje] [N 91 (1982)] || heuvel, natuurlijke verheffing van de aardbodem, lager dan een berg [bult] [N 81 (1980)] || hoogte, vlak stuk land dat hoger gelegen is dat het omliggende land [verhoogsel] [N 81 (1980)] III-4-4
hevige slag klats: klats (Meijel) een hevige slag [klawats, klavets, klavans] [N 91 (1982)] III-4-4
hiel hak: den hak (Meijel), hak (Meijel, ... ) Het achterste gedeelte van de voet. [N 60, 168a] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)] II-10, III-1-1
hiel [wld ii.10, p. 7] hak: hak (Meijel) Het achterste gedeelte van de voet? (hiel?) [N 60 (1973)] III-1-3
hielpand hielstuk: hilstøk (Meijel) Het gedeelte van het boventuig dat de achterkant van de voet, het achterste deel van de zijkant van de voet en de bovenkant van de wreef bedekt. Zie afb. 18. [N 60, 17; N 60, 28] II-10
hielpand [wld ii.10, p. 24] hielstuk: hilstøk (Meijel) Hoe noemt u het gedeelte van de schoen dat afgebeeld is op tek. 17? (hiel) [N 60 (1973)] III-1-3
hielpartij hielpartij: hilpǝrtę̄j (Meijel) Het gedeelte van de schoen achter het hol. [N 60, 168b] II-10
hielpartij [wld ii.10, p. 7] hielpartij: hilpərtēͅj (Meijel) Alles van de schoen achter het hol? (hielpartij?) [N 60 (1973)] III-1-3
hielstuk van een schoen contrefort (fr.): contrefort (Meijel), koͅntrəfōͅr (Meijel), kònterfort (Meijel), hak: hak (Meijel, ... ) Een stijf stuk leer tot meerdere stevigheid in de schacht aan de hielkant tussen leer en voering vastgekleefd (contrefort, hielstijf, bezetsel?) [N 60 (1973)] || hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)] III-1-3
hiernamaals hiernamaals: hiernamaals (Meijel), leven hierna: ət lēͅvə hirnōͅ (Meijel) Het hiernamaals, het namaals, het leven na dit leven. [N 96D (1989)] III-3-3