e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houweel hak: hak (Meijel) Houweel of hak die vroeger gebruikt werd om de wielen van de kar of wagen vrij te maken als die vastgelopen was op slechte wegen. Deze hak werd ook gebruikt als steun voor de kar of wagen tot de wegen beter werden en de hak als steun vervangen werd door de zware karsteun. [N 17, 83; JG 1d; monogr.] I-13
houwer houwer: hǫwǝr (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Maurits]) Algemene benaming voor een geschoolde ondergrondse arbeider. Al naar gelang de werkzaamheden onderscheidt men verschillende soorten houwers. Zie ook de lemmata Koolhouwer, Steenganghouwer, Stutter en Schachtman, Schachthouwer. [N 95, 144; monogr.] II-5
houwhamer bikijzer: bek˱ežǝr (Meijel) Tweesnijdende beitel met een handgreep in het midden, gebruikt om metselstenen te bekappen. Zie ook afb. 16. [N 30, 15b; monogr.] II-9
hovaardig groots: gröts (Meijel, ... ) het gevoel van meerderheid te zeer of ongegrond doen blijken [groots] [N 85 (1981)] || vervuld en blijk gevend van een gevoel van meerderheid boven anderen III-1-4
hozen hozen: hooze (Meijel), hoozə (Meijel) water uit een boot werpen door middel van een hoosvat [hozen, baliën] [N 90 (1982)] III-3-1
huichelaar fijne, een -: ennə finjə (Meijel), finje (Meijel), énne finje (Meijel), godverneuker: godvernuker (Meijel), Zo wordt het ook wel genoemd.  godverneuker (Meijel), opschepper: opsjupper (Meijel), opsnijder: opsnijer (Meijel) een huichelachtig persoon, iemand die zich mooier voordoet dan hij is [godverneu-ker, heiligboontje, fijnaard] [N 85 (1981)] || huichelachtig persoon || zich anders en meer voordoen dan men is [kwezelen, femelen, huichelen] [N 85 (1981)] III-1-4
huichelen huichelen: huijgele (Meijel), inbeelden: inbildə (Meijel), muiken: mŏĕkkə (Meijel), opscheppen: ópsjuppə (Meijel), veel menen: cf. Meijels Wb. p. 86  veulmènje (Meijel) iemand enorm prijzen, vaak overdreven [ombragie maken] [N 85 (1981)] || voorgeven iets te zijn of te doen [veinzen, bouzjezjeren] [N 85 (1981)] || zich anders en meer voordoen dan men is [kwezelen, femelen, huichelen] [N 85 (1981)] III-1-4
huidschilfers schelletjes: sjellekes (Meijel) schilfers op de huid [blusters] [N 10 (1961)] III-1-2
huiduitslag pukkeltjes: pukkelkes (Meijel), uitslag: utjslag (Meijel) Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (dutsel, rool). [N 84 (1981)] III-1-2
huif van de huifkar huif: hȳf (Meijel) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13