e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omslag [wld ii.7, p.82] omslag: umslag (Meijel) Hoe noemt U de omslag? [N 62 (1973)] III-1-3
omslag van de broek omslag: ømslax (Meijel) de omslag van de broek [N 59 (1973)] III-1-3
omslagdoek (alg.) falie: in de rouwtijd wollen doek overt hoofd  fallie (Meijel), neusdoek: nuzzik (Meijel, ... ) schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] || wollen schouder- of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen III-1-3
omtrek, omvang omtrek: umtrék (Meijel), omvang: umvaang (Meijel) de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)] III-4-4
omwalde akker kamp: kamp (Meijel) Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.] I-8
onbelangrijk beetje: ⁄n bitje (Meijel), min: min (Meijel), niet belangrijk: nĭĕ bəlangrĭĕk (Meijel), nietig: nietig (Meijel), van geen betekenis: gèn betiejkenis (Meijel), van geen waarde: gèn wèèrde (Meijel), weinig: weinig (Meijel), wennig (Meijel), wènnig (Meijel), wénnich (Meijel) een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)] || niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)] || weinig [DC 39 (1965)] III-4-4
onbeleefd bot: bót (Meijel), onbeschoft: onbesjoeft (Meijel), onfatsoenlijk: anversoenluk (Meijel) niet wellevend, handelend in strijd met de beleefdheid [onbeleefd, bot] [N 87 (1981)] III-3-1
onbeschaafd lomp: lomp (Meijel), lómp (Meijel), onbeschoft: onbesjoft (Meijel), ónbəsjóft (Meijel), schoft: sjoeft (Meijel) ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)] III-3-1
onbeschaamd onbenullig: onbenulig (Meijel), onbeschaamd: onbesjaamd (Meijel), onbeschoft: ónbəsjóeft (Meijel) geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)] III-3-1
onbetrouwbare koopman sjachelderd: vgl. Meijel Wb. (pag. 109):schachelderd, sjacheldert - scheldwoord voor een weinig koopkrachtige en onbetrouwbare koopman.  sjacheldert (Meijel) Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)] III-3-1