19432 |
pluimenborstel, plumeau |
plumeau:
pluumoo (L265p Meijel)
|
Stoffer bestaande uit een steel waarvan het ene einde bezet is met veren (pluimenborstel, plumeau, poezenbezem) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32557 |
plukkorf |
fruitmandje:
frø̜jtmɛ̄ntjǝ (L265p Meijel),
plukmandje:
pløkmɛ̄ntjǝ (L265p Meijel
[(voor augurken)]
)
|
Mand waarin geplukt fruit wordt verzameld. Zie ook afb. 290. Vgl. voor het woordtype kommel ook het Gronsvelds woordenboek s.v. kommel, ø̄plukkorfø̄. [N 40, 94; N 40, 95; N 40, 97; N 40 add.; monogr.]
II-12
|
21747 |
plunderen |
plunderen:
plundere (L265p Meijel)
|
als buit meenemen [pluimen, plunderen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24991 |
poeder, pulver |
gruis:
grusj (L265p Meijel),
poeder:
poejer (L265p Meijel),
stof:
stof (L265p Meijel)
|
tot fijn gruis of zeer fijne koreltjes gemaakte vaste stof [peder, pulver, poeder, stof] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
31083 |
poetsborstel |
borstel:
bōrstǝl (L265p Meijel)
|
De borstel voor het poetsen. [N 60, 143b]
II-10
|
19958 |
poetsen |
afsnijden:
afsnęjǝ (L265p Meijel)
|
De overtollige eindjes wis die aan de binnen- en buitenkant van de mand uitsteken, met behulp van een poetsmes wegsnijden. Zie ook het volgende lemma. Een uitstekend eind van een wis werd in Sint Truiden (P 176) kout (kǫwt) genoemd. [N 40, 74; monogr.]
II-12
|
19425 |
poetsen, schoonmaken |
poetsen:
poetse (L265p Meijel),
schoonmaken:
sjòn maakə (L265p Meijel)
|
Reinigen, poetsen, (poetsen, kuisen, schoonmaken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32520 |
poetsmes |
snoeischeer:
snujšiǝr (L265p Meijel)
|
Het mes waarmee de uitstekende eindjes worden afgesneden. Zie ook afb. 279. [N 40, 75; monogr.]
II-12
|
19468 |
poetsmiddel |
koperpoets:
voor koper
kuppərpoets (L265p Meijel),
zilverpoets:
zilverpoets (L265p Meijel)
|
Zacht schuurmiddel voor b.v. zilver of koper (kuis, poets, potlood) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18544 |
pofbroek |
poepboks:
pūpboks (L265p Meijel),
pofboks:
pofboks (L265p Meijel),
pŏfboks (L265p Meijel),
Zie afb. 45 (p.70).
pófbóks (L265p Meijel)
|
een plusfour (pofbroek, drollenvanger, bugelbroek) [N 59 (1973)] || plusfour, broek met lange pijpen die van onder in een pof hangen || plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)]
III-1-3
|