18167 |
rafel |
rafel:
raffel (L265p Meijel),
reifel (L265p Meijel),
réjfel (L265p Meijel),
refel:
ręjfǝl (L265p Meijel)
|
Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)] || Hoe noemt U een rafel? [N 62 (1973)] || rafel, gezegd van een stuk stof || Rafelige plek in een weefsel. [N 62, 45b; MW]
II-7, III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
raafələ (L265p Meijel),
raffele (L265p Meijel),
reifele (L265p Meijel),
réjfele (L265p Meijel),
refelen:
ręjfǝlǝ (L265p Meijel),
uitrafelen:
utjrafelen (L265p Meijel),
øtjrāfǝlǝ (L265p Meijel)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || Hoe zegt U: de stof zal rafelen? [N 62 (1973)] || rafelen, gezegd van een stuk stof || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|
19576 |
ragebol |
spinnenjager:
spinnejaeger (L265p Meijel),
spinnejèger (L265p Meijel)
|
ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
29062 |
raglanmouw |
raglanmouw:
raxlanmǭw (L265p Meijel)
|
Mouw die niet op de gewone wijze is ingezet in het armsgat maar een geheel vormt met de rest van het kledingstuk. [N 62, 34b]
II-7
|
20600 |
ragout van gebraden gevogelte |
ragout:
ragoe (L265p Meijel)
|
Hoe noemt U: Ragout van gebraden gevogelte (salmi) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21164 |
rails |
gleis (du.):
gleiz (L265p Meijel),
rails (<eng.):
rils (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24696 |
raket |
rattekruid:
eigen spellinsysteem staat meestal met bossen bij elkaar
rattekroed (L265p Meijel)
|
Gewone raket (sisymbrium officinale 30 tot 70 cm groot. De stengels zijn behaard, de zijtakken groeien afstaand; de bladeren zijn diep ingesneden en gedeeltelijk spiesvormig met 2 slippen aan de voet, de bladeren zijn kort behaard; de bloemen zijn klein [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19433 |
ramen lappen |
lappen:
lappe (L265p Meijel),
ramen zemen:
raamə zîemə (L265p Meijel),
zemen:
zeme (L265p Meijel)
|
Ramen schoonmaken met behulp van spons en zeem (zemen, lappen, kuisen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammel:
rammel (L265p Meijel),
rammelaar:
rammelaar (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20295 |
rammelen |
rammelen:
rammele (L265p Meijel),
rammələ (L265p Meijel)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|