22414 |
vissnoer |
koordje:
kørtjə (L265p Meijel),
reep:
riejp (L265p Meijel)
|
Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22563 |
vissnoer add. |
legdraden (mv.):
legdruij (L265p Meijel)
|
Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22417 |
visvangst |
vangst:
vangst (L265p Meijel)
|
Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
28584 |
vizier |
vizier:
vizīr (L265p Meijel)
|
Venster in de bijenkap, geweven van ijzer- of koperdraad, paardehaar of tegenwoordig ook nylon. [N 63, 74e; monogr.]
II-6
|
20727 |
vlaai |
vlaai:
Syst. WBD
flaai (L265p Meijel),
flaaj (L265p Meijel)
|
Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
vlaai mee een deksel:
Syst. WBD
flaai mi nen deksel (L265p Meijel)
|
Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20731 |
vlaai met reepjes deeg |
leddertjes:
Syst. WBD
ledderkes (L265p Meijel),
leddertjesvlaai:
Syst. WBD
lödderkesflaai (L265p Meijel),
reepjes:
Syst. WBD
ripkes (L265p Meijel)
|
Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20729 |
vlaaienvulling |
spijs:
Syst. WBD
speesj (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19602 |
vlaaischotel |
vlaaischotel:
flaaisjóttel (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)]
III-2-1
|
21424 |
vlaams |
vlaams:
vlams (L265p Meijel)
|
Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)]
III-3-1
|