23609 |
het misboek omdragen |
misboek omdragen:
misboek umdrage (L209p Merselo)
|
Het misboek omdragen, van de epistel- naar de evangeliezijde van het altaar brengen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19768 |
het vuur aansteken |
aansteken:
ánstaeke (L209p Merselo),
Gillie het dat vuurke ángestòkt
ánstaeke (L209p Merselo),
aanstoken:
anstoke (L209p Merselo)
|
aansteken || aanstoken [SGV (1914)] || doen ontsteken/ vlam vatten
III-2-1
|
19415 |
het vuur doven |
uit laten gaan:
⁄t vuur uut laote gaon (L209p Merselo),
uitdoen:
Ge mòt de lámp ientieds uutdo‰n
uutdoēn (L209p Merselo),
uitmaken:
⁄t vuur uutmake (L209p Merselo)
|
(uit)doven || doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
20678 |
hete bliksem |
hete bliksem:
hettenbliksem (L209p Merselo)
|
stamppot van aardappelen met peren of appelen
III-2-3
|
20404 |
heten |
heten:
heeite (L209p Merselo)
|
heeten [SGV (1914)]
III-2-2
|
17645 |
heup |
heup:
heup (L209p Merselo, ...
L209p Merselo),
hēūp (L209p Merselo)
|
heup [SGV (1914)] || heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
hoogte:
jhögte (L209p Merselo)
|
hoogte [SGV (1914)]
III-4-4
|
17776 |
hiel |
hak:
hak (L209p Merselo, ...
L209p Merselo,
L209p Merselo),
hāk (L209p Merselo),
NB: iemend op de hiele zitte
hak (L209p Merselo)
|
hak (hiel) [DC 01 (1931)] || hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)]
III-1-1
|
20329 |
hij aardt naar zijn vader |
hij aardt naar zijn vader:
hi aardt no zien vader (L209p Merselo),
hij aart nao zien vaader (L209p Merselo)
|
naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)]
III-2-2
|
18012 |
hijgen |
hijgen:
hiege (L209p Merselo)
|
hijgen (naar adem) [SGV (1914)]
III-1-2
|